La tradition populaire rapporte que le château aujourd'hui en ruines, était habité, dans un lointain passé, par des fées à la fois aimables et irascibles.
Celles-ci récompensaient les personnes qui leur rendaient service mais elles jouaient de mauvais tours à celles qui leur témoignaient de la malveillance.
Elles détenaient dans leur basse-cour un coq qui faisait résonner son chant à plus de quinze kilomètres et on disait qu'il chantait comme un Lombard.
Elles élevaient aussi dans leur étable une vache qui, chaque matin, rejoignait docilement la herde ( le troupeau) du village mais qui, le soir venu, s'enfonçait dans la forêt pour regagner seule son gîte en faussant compagnie à ceux qui voulaient le suivre.
Le herdier (gardien de brebis) n'avait pas à se plaindre de ses mystérieuses clientes.
Quand le tour était venu pour les fées de le nourrir il trouvait son repas enveloppé dans un mouchoir blanc suspendu à la queue de la vache et, en fin de mois, il n'avait qu'à empocher l'argent de son salaire attaché à la corne droite de l'animal.
Volgens de populaire traditie werd het kasteel, dat nu in puin ligt, in het verre verleden bewoond door feeën die zowel vriendelijk als opvliegend waren.
Deze beloonden degenen die hen dienden, maar ze speelden trucs met degenen die hun slechte wil toonden.
Ze hielden een haan op hun boerenerf, het gekraai was meer dan tien mijl ver te horen en naar verluidt zong hij als een Lombard.
Ze brachten ook in hun schuur een koe groot die zich elke ochtend gehoorzaam bij de kudde van het dorp voegde, maar die 's avonds het bos in dook om alleen haar onderdak terug te vinden.
De herder (schapenhouder) had geen klachten over zijn mysterieuze klanten.
Toen de feeën aan de beurt waren om hem te voeren, vond hij zijn maaltijd gewikkeld in een witte zakdoek die aan de staart van de koe hing en aan het einde van de maand hoefde hij alleen het geld voor zijn salaris in zijn zak te steken dat aan de rechterhoorn van het dier was bevestigd.
|