Deze kindercacheligt op
een gedeelte van het landgoed Singraven. Hij is zo ongeveer 4 km lang en
is goed te doen met een buggy met de wat grotere bandjes. U zult
door een mooi bosrijk gebied komen waar helaas niet altijd het
ontvangst even goed zal zijn. Verder is het hier een wandel gebied
dus, honden aan de lijn, niet tussen zonsondergang en zonsopgang en
alleen voor wandelaars en fietsers. (Natuurlijk op paden en
wegen)
Onderweg zullen
verschillende puzzels opgelost moeten worden die de kleine
geocachers
zeker zullen bevallen. Neem een anderhalve
liter water mee of een emmer aan een touw, want ze zullen lekker
met water moeten soppen. De cache kan geheel gelopen worden op paden en wegen alleen
voor de stash zal je een
10 mtr het bos in moeten
lopen.
De bovenstaande
coördinaten zijn van wp 1. Geparkeerd kan er worden op N 52°
22.596 E 006° 58.906. Uw cachemobiel is dan geparkeerd bij een mooi
terras waar u na afloop het e.e.a. kunt nuttigen.
Ik heb er best wat tijd
in gestoken om deze cache te maken dus pas op voor dreuzels en bedek alles
weer goed zodat de cachers na U ook deze kindercache kunnen
lopen.
Hé heb je
even?
Dit verhaal gaat over
Prutsel
Prutje en haar leven.
Ze is een vrouwtje
van al jaren 88,
Niet mooi of lelijk
maar altijd prachtig.
PrutselPrutje.
Thuis bij
Prutsel
Prutje.
“Hé waar is ie nou? Ik
weet toch haast zeker dat ik hem hier ergens heb neergelegd!
Prutsel
Prutje is al jaren 88 jaar en woont ergens in het bos. Niemand weet
precies waar maar ze woont er echt. Heel af en toe kom je haar
tegen in haar lomperige kleren met haar bossige haar en haar
grote oren en voeten.
Dit is weer zo een
typische dag in het leven van Prutsel Prutje. Altijd is ze wel iets kwijt.
Nu is het weer haar knapzak. Met haar grote voeten en haar oude
kromme lichaam loopt ze over de krakende planken van haar houten
vloer. “Knapzakje! Knapzakje! Waar ben je nou?” Zelf
wist ze natuurlijk ook wel dat een knapzak nooit iets terug zou
zeggen. Ze zocht het hele huisje af maar kon niets vinden.
Vertwijfelt loopt ze maar naar buiten om daar eens te gaan
zoeken.
Specht.
Een tuin heeft
Prutsel
Prutje niet echt. Wel heeft ze hier en daar kruiden of andere
speciale planten in het bos staan waar zij haar prutje van
prutselt.
En zo komt ze ook aan haar naam. Eigenlijk is het hele bos haar
tuin.
“Waar kan mijn
knapzak nou zijn?”. zegt ze al zoekend tussen de kruiden en de
struiken. “Waar kan mijn knapzak nou zijn?”. En na een
tijdje, net als ze het zoeken opgeven wil, hoort ze iets. Het is de
specht. Hij is op de zoekende Prutsel Prutje afgekomen.
“Hallo
Prutsel
Prutje!”. zegt de specht. “Ben je iets kwijt?”.
“Ja.”zegt de arme Prutsel Prutje,
“Mijn knapzak is zoek. Misschien dat jij van daarboven mijn
knapzak kunt zien?”.
Alle dieren in het bos
zijn vrienden van Prutsel Prutje en ze steken graag een pootje
toe. Prutsel Prutje helpt hun immers ook altijd
als ze een probleempje hebben. Specht vliegt voor haar naar de
hoogste tak van de hoogste boom die hij vinden kan, en kijkt goed
om zich heen. “Zie je iets Specht?” vraagt Prutsel Prutje. Maar
helaas kan hij nergens vinden wat Prutsel Prutje zoekt. “Sorry Prutsel Prutje.”.
zegt Specht,”Ik kan niet je knapzak zien vanaf hier maar mijn
ogen zien wel iets anders. Iets dat je zeker verder zal
helpen.”.
Pip
“Hé, kijk
eens wie we daar hebben!? Dat is lang geleden!”. Prutsel Prutje zag wie
daar riep en liep snel naar hem toe om hem een grote knuffel te
geven. “Pip hoe is het met je? Dat is zeker lang geleden
zeg!”. Prutsel Prutje en Pip de muis zijn hele oude
bekenden van elkaar. Vroeger sjeesden ze samen vaak de berg af in
Pip’s
sjeeskarretje. “Wat hebben we in die tijden gelachen zeg!
Eerst namen we een grote aanloop om op snelheid te komen en toen
sjeesden we de berg af.”. zei Pip. “Ja ik weet het nog
goed!”. Zei
Prutsel Prutje.
“En dan vaak te laat remmen om dan tot stilstand te komen in
een struik of erger nog tegen een boom.”. Wat hebben ze een
lol gehad in
die tijd. En na zo een rempartij hadden ze regelmatig iets stuk aan
het sjeeskarretje van Pip. Maar dat werd dan gelijk gemaakt en dan
konden ze weer fijn verder sjeesen. Ze moesten samen weer net zo hard
lachen als vroeger.
“Maar zeg eens
Pip, heb jij dat sjeeskarretje nog? Ik ben namelijk op zoek naar
mijn knapzak
en misschien kun
jij mij een beetje rondsjezen om hem snel te vinden!”. En
natuurlijk wou Pip Prutsel Prutje helpen. Zij hielp
tenslotte
toch ook iedereen.
“O, ja
zekers doe
ik dat graag voor je, maar ik heb alleen een klein probleem .”
vertelde Pip. ”Ik ben net nog een berg af gesjeesd, en toen
“BOEM”, boom. En nu is mijn
wieltje kapot. Ik wil je gerust rondrijden maar wil je dan eerst
helpen mijn wieltje te maken?”. “Wat denk
jij!?”zegt Prutsel Prutje.
“Natuurlijk help ik je met dat wieltje!”. En samen
maakten ze het wieltje van Pip’s sjeeskarretje.
Toen het wieltje weer
klaar was en het goed bevestigd was aan het sjeeskarretje gingen ze
er samen op uit om te zoeken naar Prutsel Prutje’s knapzak. En zo sjeesden ze
dan. Samen door de bossen, de tuin van Prutsel Prutje, op zoek
naar de verloren knapzak. Onderweg komen ze langs het kasteel en
Prutsel
Prutje kijkt ernaar met een verlangend gezicht. “Lijkt het je
mooi om daar te wonen?” vraagt Pip aan Prutsel Prutje. Ze
slaakt een diepe zucht en zegt “Het lijkt me wel mooi daar. Warm
en droog. Maar ik zou jullie allemaal moeten missen..”. “Of ben
je daar ook geweest?” Vroeg Pip. “Want dan moeten we
daar ook nog gaan zoeken.”. Prutsel Prutje zei dat ze er gisteren nog
geweest was. Maar ze was ook in het moeras geweest en aan de andere
kant van het water. “Nou!”zegt Pip, “Dan moeten we daar
dus overal gaan zoeken. En laten we beginnen aan de andere kant van
het water want daar kan je lekker sjeesen.”. En zo sjeesen ze samen
richting het water waar Bever een bootje heeft om aan de andere
kant van het water te komen.
Bever
(Gebruik hier het
water en trek a.u.b. niet de pijp uit de
grond!)
Prutsel Prutje heeft
Bever geholpen om de boot te bouwen. Ze weet namelijk precies welk
hout het beste drijft. Zij heeft het hout uitgezocht en Bever heeft
het toen met zijn sterke voortanden omgeknaagd. Samen hebben ze er
toen een grote boot van gebouwd om iedereen die wil naar de andere
kant van het water te brengen. (En natuurlijk ook terug! Dat is
duidelijk!)
Bever ziet
Prutsel
Prutje en Pip al van ver aankomen en begint van blijdschap al met
zijn grote platte staart op het dek van zijn bootje te slaan dat
zoals gewoonlijk vastligt aan het witte paaltje.
“Hallo
die Prutsel
Prutje, ben je daar weer? Vraagt Bever met een stevige handdruk en
een schouderklopje. “Hoe is het met je?”. “Ja
eigenlijk wel goed.” Zegt Prutsel Prutje. “Maar ik ben mijn
knapzak kwijt en nu wou ik eens kijken of ik hem gisteren niet heb
laten liggen aan de andere kant van het water. Maar hoe is het met
jou Bever?
Alles goed?”. “O zeker Prutsel Prutje.”
Zegt Bever. “Zolang ik in de buurt van het water ben voel ik
me top.”. “Zie dat is goed om te horen.” Zegt Prutsel Prutje.
“Maar zou jij Pip en mij naar de andere kant van het water
kunnen brengen?”. Bever wil hun graag helpen.
“Maar,”zegt hij, “Ik heb een klein
probleempje. Er is namelijk een van mijn drijvers gezonken en die
heb ik wel nodig met jou, een muis en een sjeeskar aan boord.
Misschien dat jullie me kunnen helpen dat ding omhoog te
krijgen?”. En je weet hoe Prutsel Prutje is! Natuurlijk helpt ze
graag.
Samen krijgen ze de drijver omhoog
en maken ze de boot weer sterk genoeg voor hun drieën en het
sjeeskarretje. En zo varen ze naar de andere kant van het water.
Daar nemen ze afscheid van Bever. En dan sjeesen ze weer verder
om te gaan zoeken naar de knapzak die zo belangrijk is in het leven
van Prutsel
Prutje.
Postduif
Aan de andere kant van
het water is het land van de Winterkoning. Hij weet precies wanneer
het weer slechter wordt. Het is natuurlijk niet voor niks de Winterkoning.
Prutsel
Prutje gaat geregeld bij hem langs om te praten wat er zo in het
bos speelt en hoe het weer gaat worden. “Misschien kom ik hem
nog wel tegen.” Denkt ze bij zichzelf “Dan zal ik hem
gelijk eens vragen naar het weer van de komende
tijd.”.
Prutsel Prutje en Pip
sjeesen
verder en verder, al zoekend naar de knapzak. Maar opeens wat is
dat? Wat horen ze daar in de verte? “Extra! Extra!”.
“Hoor jij dat ook Pip?” vraagt Prutsel Prutje. Pip hoort het ook en sjeest
richting het geluid. “Extra! Extra!”. Het geluid wordt
steeds harder. Tot opeens……… Ja hoor,
natuurlijk! Wie anders!? Het is Postduif!
Postduif is een beetje
oud en schrikkerig maar hij doet nog altijd zijn best om het
nieuwste nieuws onder de bosbewoners te brengen. “Extra!
Extra! De winter begint op tijd dit jaar!”roept hij. Terwijl
hij een krant omhoog houdt zit Postduif in de boom het nieuws te
roepen. “De winter begint op tijd dit jaar!”. Onder aan
de boom aangekomen roept Prutsel Prutje naar boven. “Hallo
Postduif!” “Hé hoi die Prutsel Prutje en hoi
die Pip! Jullie hier?”
“Ja,” zegt Prutsel Prutje
“Ik ben gisteren mijn knapzak verloren en misschien dat ik
hem hier ergens verloren ben. Heb jij niets gehoord toevallig?”. “Nou nee, sorry
zeg.” zegt Postduif. “Het nieuws dat er een knapzak
gevonden is heb ik niet gehoord.”. “Maakt niets uit
hoor.” zegt Prutsel Prutje, “Ik zoek wel verder
met Pip.”. Postduif zei,”Is goed hoor en als ik
wat verneem over je knapzak dan laat ik het je gelijk weten. Maar
pas je wel op het wordt kouder. Kijk maar in de krant, de winter
komt eraan.”. En Postduif gooit een krant naar beneden.
Maar helaas valt die helemaal uit elkaar. Prutsel Prutje puzzelde
de krant zo weer in elkaar, en las daar inderdaad dat het kouder en
kouder werd. Ze denkt bij zichzelf, “Hoe moet ik deze winter
doorkomen zonder mijn knapzak? Ik moet hem snel weer vinden en naar
huis gaan, of moet ik toch vragen of ik in het kasteel mag komen
wonen?”.
“Brrrrr, het gaat
binnenkort wel erg koud worden. Het wordt tijd dat ik mijn knapzak
vindt en dat ik weer naar huis ga.” Denkt ze bij zichzelf.
“Brrrrr die koude winter weer. Als ik in het
kasteel zou wonen zou ik niets geen last meer hebben van die nare kou.
Maar als ik daar zou wonen zou ik mijn bosvrienden niet meer zien.
O, wat moet ik toch doen?”.
“Pip wat moet ik
toch doen? Mijn knapzak is zoek en ik moet een onderkomen zoeken
voor de winter. Zonder knapzak kom ik de winter niet door hier in
het bos!”.
“Luister
eens Prutsel Prutje,” zei Pip, “als
jij deze winter in het bos blijft wonen komen wij met z’n allen helpen
hoor! Jij bent er immers ook altijd voor ons toch?”.
Prutsel
Prutje dacht aan al de moeite die haar bosvrienden voor haar
moesten doen om haar de winter door te helpen. Ook dacht ze aan het
mooie warme kasteel.
Winterkoning
Prutsel Prutje wou nog
graag even naar de winterkoning om hem te vragen om wijze raad. Ze
vroeg aan Pip om er nog even langs te sjeesen zodat ze het
kon gaan vragen. Toen ze bij de Winterkoning aankwamen stond hij
hun al op te wachten.
“Hallo
Prutsel
Prutje,
hallo Pip. Wat is eraan de hand? Waarom kijken jullie zo
ernstig? Is er iets? “. “Och beste Winterkoning,
de winter komt eraan en ik ben mijn Knapzak kwijt.”zei
Prutsel
Prutje droevig. “Dat is niet zo mooi zeg! In die knapzak zit
alles wat je nodig hebt! Al je prutsels!”. “Inderdaad
Winterkoning, ik heb ‘m nodig! Zonder kom ik de winter niet
door! De inhoud is zeer belangrijk voor mij en die heb ik echt
nodig hier in het bos.”. De Winterkoning kijkt bedenkelijk en
verteld haar wat ze eigenlijk zelf al weet, “Nou, dan zul je
je knapzak
toch moeten vinden of je zult een beter onderkomen moeten gaan
zoeken.”.
Prutsel Prutje begon
heel diep na te denken over wat ze zou gaan doen, want ze zat al
wel een tijdje te mijmeren over dat grote warme kasteel. Of zou ze
toch naar haar eigen vertrouwde huisje gaan en hulp vragen van de
andere bosbewoners? Ineens heeft ze het! “Kom Pip, we gaan!
Ik zal toch de winter door moeten zien te komen en ik hoop dat je
me het niet kwalijk gaat nemen!”. Pip ziet aan haar gezicht
dat ze vastbesloten is. Ze stappen in het sjeeskarretje en sjeesden
weg.
Onderweg viel er een grote
stilte waarbij Prutsel Prutje al wijzend met haar kromme
vingertje de weg wees. Pip durfde niets te vragen over haar
plannen, maar hij wist dat zij de juiste keuze ging maken en dat
alles goed zou komen..
“We moeten nog
even langs de mieren Pip. Kan dat?”. Pip had het volste
vertrouwen in Prutsel Prutje en daarom was het ook geen
enkel probleem voor hem om er even langs te sjeesen.
Bij de
mieren.
Bij de mieren
aangekomen vroeg ze aan de koninginnenmier of ze een uitkijktoren
wilden bouwen zodat ze kon zien hoe ze nu verder moest. Daar
helemaal bovenop geklommen zag ze precies waar ze zijn moest. Het
pad naar haar eindbestemming. Pip zag het al toen ze naar beneden
kwam. “Je weet wat je gaat doen hè? Je weet waar je naartoe
gaat deze winter of niet?”. “Ja Pip, ik weet het. En
het wordt tijd om afscheid te nemen. Bedankt voor het helpen
zoeken. We hebben weer eens heerlijk gesjeesd in dat sjeeskarretje
van jou. Maar het wordt nu tijd voor je dat je naar je warme
holletje gaat. De winter komt er aan. Dag lieve Pip. Ik weet wat
mij te doen
staat…………………….
Tot op de dag van
vandaag heeft niemand ooit
vernomen
Waar Prutsel Prutje terecht
is gekomen…..
(Vermeldt dit a.u.b. ook niet in uw
log!)