Das Moor

Das Moor ist - geologisch betrachtet - eine sehr junge Landschaftsform. Erst seit ca. 12.000 Jahren wachsen die Moore in Norddeutschland. Ihre Entstehung ist mit den Ablagerungen der Eiszeiten verbunden. In den Niederungen der von den Gletschern gebildeten Moränenlandschaft kam es durch das Gletscherschmelzen zur Vernässungen des Bodens und zu offenen Wasserflächen. In den offenen Gewässern lagerten sich Sedimente ab in den sich Schilf und andere Röhrichtarten ansiedelten. So entstanden die sog. Mudden. Abgestorbene Pflanzen lagerten unter Wasser ab, wo sie nur unvollständig zersetzt wurden. So entstand Torf. Dieses Stadium wird als Niedermoor bezeichnet.

Durch das Wachstum von Pflanzen die nur wenig Nährstoffe benötigen, erhoben sich die Torflagen langsam über die Umgebung hinaus und verloren den direkten Kontakt zum Wasser. Der Wasser- und Nährstoffbedarf wurde nun ausschließlich aus dem Regenwasser gedeckt. Hier konnten sich schließlich nur noch die Torfmoose ansiedeln. Während das Torfmoos wächst, sterben die Pflanzen im unteren Bereich ab und sinken auf den Boden. Jedes Jahr entsteht so im Durchschnitt 1 mm Torf. Dieses Moorstadium wird als Hochmoor bezeichnet.

Das Bourtanger Moor gehörte vor seiner Kultivierung Mitte des 19. Jahrhunderts zu den größten zusammenhängenden Hochmooren in Nordeuropa. Das Bild einer für den Menschen lebensfeindlichen Naturlandschaft hat sich jedoch gewandelt.

Durch Ansiedlung, Torfabbau und die anschließende landwirtschaftliche Nutzung prägt die Region heute ein Mosaik verschiedener Flächen. Das Spektrum reicht von ursprünglichen und renaturierten Hochmoorgebieten bis hin zu wertvollen, stark von den Menschen beeinflussten Kulturlandschaften. Das Farbenspiel wechselt von den Sand- und Erikafarben des Moores über die braunen, noch im Abbau befindlichen Torfflächen bis zu den grünen Viehweiden und schwarzen Äckern. Die Moorlandschaft ist jedoch im gesamten Naturpark gegenwärtig. Die Weite der Landschaft, die für das Moor so typisch ist, fällt dabei besonders ins Auge.

Nachdem der Wert der hoch sensiblen Moorökosysteme erkannt war, wurden enorme Anstrengungen zur Erforschung der Wiederherstellbarkeit von Hochmoorern unternommen. Weitere Abtorfung wurde untersagt, Schutzgebiete entstanden. Wiedervernässungsmaßnahmen geschädigter Moore wurden eingeleitet, und Flächen auf denen Torf abgebaut wurde werden zu Naturschutzgebieten erklärt.


Bitte parkt an den angegeben Koordinaten. Zur Zeit wird der Weg zum Aussichtspunkt neu gestaltet, es wurden Bäume gerodet und Sandwälle errichtet. Der Weg ist daher etwas unwegsam.


Um den Cache als Fund zu loggen bitte ich um eine Email an mich mit den Antworten auf folgende Fragen zum Aussichtspunkt Geester Moor, ihr braucht NICHT auf Antwort warten:

1. Wie viele Stufen führen nach oben (inklusive Podest)?
2. Welche Koordinaten stehen oben links auf der Hinweistafel?
3. Aus welchem Jahr stammt die kleine Topographische Karte?
4. Nenne mindestens 5 Erdschichten des Moors.(Internetrecherche)
5. Wie hieß die letzte Eiszeit, nach deren Ende vor 12.000 Jahren die Moore in Deutschland wuchsen?(Internetrecherche)
6. Macht bitte ein Foto von euch mit eurem GPS am Aussichtspunkt und hängt es dem Log an.

Veen is geologisch gezien een zeer jonge landschapsvorm. In het Noordoosten van Nederland en Noord-Duitsland ontstond het veen zo'n 12.000 jaar geleden. Het ontstaan van veen heeft te maken met de afzettingen die achterbleven na de ijstijd. In de lage delen van de door de gletsjers gevormde morenelandschap bleven na het smelten van de gletsjers grote delen drassige grond en open watervlaktes achter.

In de open wateren zetten zich sedimenten af waar oeverriet en andere soorten riet groeien. Zo kwam het tot de vorming van rottingsslik. De planten stierven af en zetten zich onder water af, waar het door zuurstofgebrek alleen onvolledig ontleed. Op die plekken kon een dikke laag organische substantie ontstaan: turf. Dit stadium noemt men laagveen.

Door de groei van planten welke weinig voedingsstoffen nodig hebben begonnen de lagen turf boven de omgeving uit te groeien en verloren daardoor het directe contact met het voedselrijke grondwater. Uiteindelijk kon de behoefte aan water en voedingsstoffen alleen nog maar door het regenwater worden verzorgd. Hier konden zich tot slot allen nog maar veenmossen vestigen. Terwijl het turfmos groeit sterven de oudere mossen af en zinken naar beneden.

Zo groeit de laag turf met een gemiddelde van 1 mm per jaar. Dit stadium noemt men hoogveen. Het Bourtanger Moor was voor zijn cultivering halverwege de negentiende eeuw één van de grootste aaneengesloten hoogvenen van Noord-Europa. In de loop van de tijd veranderde echter het beeld van de voor de mens levensvijandige natuurlandschap.

Door vestiging, turfwinning en het aansluitend landbouwgebruik stempelt de regio een mozaïek met vele vlakken: het varieert van oorspronkelijk en gerenatureerd hoogveen tot aan waardevol, sterk van de mensen beïnvloed cultuurlandschap.

De kleuren variëren van zand- en heidekleuren van het veen, over de bruinen gebieden waar nog turf wordt gewonnen, tot aan de groene weilanden en de zwarte akkers. Toch is het veenlandschap overal in het Naturpark aanwezig. Karakteristiek voor het veen is de uitgestrektheid van het landschap. Er wordt hard aan gewerkt om dat weidse veenlandschap in ere te herstellen. Verder afbouw van turf werd verboden en beschermingszones ontstonden. Er werden voorzieningen ingeleid voor het bewateren van beschadigd veen en de vlaktes waar turf afgebouwd werd, werden tot natuurparken verklaard.


Parkeer alsjeblieft bij de aangegeven coördinaten! Op dit moment wordt de weg naar de uitkijk nieuw gevormd, er werden bomen gerooid en zandwallen opgericht. De weg is daarom ietsjes ongebaand.

Om de cache als vondst te loggen, vraag ik van tevoren om een mail naar mij te sturen met de antwoorden op volgende vragen over het Geester veen:

1. Hoeveel trappen gaan naar boven (inclusief verhoging)?
2. Welke coordinaten staan links boven op het bord?
3. Welk jaar is het topografische plattegrond?
4. Noem minimaal 5 aardlagen van het veen.(Internet)
5. Hoe heette de laatste ijstijd waar na einde daarvan 12.000 jaar geleden de venen in Duitsland groeiden?(Internet)
6. Maak zelf een foto van jou met jouw GPS bij de uitkijk en zet het in de bijlage van de Log!

A bog or mire is a wetland type that accumulates acidic peat, a deposit of dead plant material—usually mosses, but also lichens in Arctic climates.

Bogs occur where the water at the ground surface is acidic, either from acidic ground water, or where water is derived entirely from precipitation, when they are termed ombrotrophic (rain-fed). Water flowing out of bogs has a characteristic brown colour, from dissolved peat tannins. Bogs are very sensitive habitats, of high importance for biodiversity.

These develop from a lake or flat marshy area, over either non-acidic or acidic substrates. Over centuries there is a progression from open lake, to marsh, then fen (or on acidic substrates, valley bog) and carr, as silt or peat fill the lake. Eventually peat builds up to a level where the land surface is too flat for ground or surface water to reach the center of the wetland.

This part therefore becomes wholly rain-fed (ombrotrophic), and the resulting acidic conditions allow the development of bog (even if the substrate is non-acidic). The bog continues to form peat, and over time a shallow dome of bog peat develops: a raised bog.
The dome is typically a few meters high in the centre, and is often surrounded by strips of fen or other wetland vegetation at the edges or along streamsides, where ground water can percolate into the wetland.


Please park your car at the specified coordinates. At present, the road leading to the viewpoint is rebuilt, trees were cut sand walls were installed. That’s why sometimes the path is a bit rough.


To log the cache as found, I ask you to email me the answers to the following questions about the viewpoint Geeste Moor:

1. How many steps do lead up to the top, including pedestal?
2. Which coordinates are there listed first at the left top of the billboard?
3. From which year is the small topographic map?
4. Call at least 5 layers of the bog.(Internet)
5. What was the Name of the last ice age in germany?(Internet)
6. Please take a photo of yourself with your GPS at the view point, and attach it to the log.

Au point de vue géologique, les marais sont une formation très récente. Ce n’est que depuis 12.000 ans que les tourbières poussent en Allemagne du Nord. Leur formation est étroitement liée à la sédimentation pendant l’époque glaciale. Dans les bas-fonds et cuvées des paysages-moraines formés par les glaciers, les eaux de fonte ont laissé des étangs et des zones marécageuses. Dans les nappes d’eau stagnante, il y a avait une accumulation de sédiments sur lesquels s’établissaient des roseaux et d’autres végétaux hygrophiles. C'est l'accumulation progressive de matière organique non décomposée (essentiellement végétale) et son tassement qui contribue au fil du temps à former la tourbe. Ce stade est celui de la tourbe noire (Niedermoor).

Par la forte croissance des plantes -très modestes d’ailleurs sur le plan de la nutrition- les couches tourbières ont commencé à s’élever au-dessus du niveau de leur entourage perdant ainsi le contact avec l’eau qui les nourrissait avant. Dès lors, leur besoin en substances alimentaires est exclusivement couvert par les eaux de pluie. Dans ce milieu acide et oligotrophe, seul la sphaigne a la chance de subsister. Alors que les sphaignes de surface poussent, les plantes des basses couches meurent et couvrent le sol. En chaque année il se forme ainsi une couche de tourbe épaisse d’un millimètre. Ce stade est celui de la tourbe blonde (Hochmoor). Avant sa culture au milieu du 19e siècle, le Marais de Bourtange comptait parmi les plus vastes étendues marécageuses en Europe du Nord. Cependant l’image d’un environnement hostile à l’homme a subi un changement important. Suite au peuplement, à l’exploitation de la tourbe et à l’évolution agricole, le paysage de l’époque actuelle offre une riche mosaïque de surfaces variées, des tourbières primitives ou remises en valeur par les mesures de renaturation aux paysages cultivés par les activités économiques de l’homme.

La gamme des couleurs change entre le jaune des sables, le violet de la bruyère en fleurs, le brun des tourbières en exploitation, le vert des pâturages et le noir des champs fraîchement cultivés. Toutefois l’image d’une étendue marécageuse domine et est omniprésente dans tout le parc naturel, la vastitude si typique de ce paysage étant frappante.

Après avoir reconnu la valeur d’un écosystème si fragile et sensible, on fait d’énormes efforts pour étudier les possibilités d’une renaturation des marécages. On interdit les exploitations de la tourbe et installe des zones de haute protection, ré-humidifie des tourbières dégradées et déclare réserve naturelle les anciennes zones d’extraction.


Veuillez parquer votre voiture à l’endroit indiqué par les coordonnées. (Actuellement on est en train d’aménager le chemin du belvédère en abattant des arbres et en déposant des remblais de sable ce qui fait que le chemin sera un peu pénible.)


Pour pouvoir « logger » le cache comme trouvé, envoyez-moi un mél contenant les réponses aux quatre questions suivantes :

1. Quel est le nombre de marches qui vous mènent en haut (y compris la plateforme) ?
2. Quelles sont les coordonnées marquées sur le panneau indicateur à gauche ?
3. En quelle année fut éditée la petite carte topographique ?
4. Appelez au moins 5 couches de la tourbière.
5. Quelle a été la dernière ère glaciaire en Allemagne?
6. Enfin, prenez une photo de vous et de votre GPS et joignez-la à votre log.