Joodse begraafplaats Sleen
Op een joodse begraafplaats geldt ‘eeuwige
rust’. Dit betekent dat de graven ongemoeid gelaten moeten
worden en slechts bij uitzondering, als de overheid dit vereist,
verplaatst mogen worden. Een uitzondering geldt voor herbegraven in
Israël.
Het voorschrift, dat begraafplaatsen niet geruimd mogen worden
heeft tot consequentie dat ze meestal een eind buiten de stad
liggen. Het onderhoud van de rustplaatsen was van ondergeschikt
belang en natuurlijke begroeiing was en is dus regel.
Ook het plaatsen van zerken was zeker geen vereiste en er liggen
hier dus veel meer mensen begraven dan de 23 grafstenen
aangeven.
De joodse jaartelling, joodse kalender of
Hebreeuwse kalender rekent vanaf het jaar waarvan het Jodendom
aanneemt dat de schepping van de wereld heeft plaatsgevonden (de
Anno Mundi). Op grond van de Tenach wordt de schepping geacht te
hebben plaatsgevonden in het jaar 3761 voor de gangbare
jaartelling. Het joodse jaar 5770 komt zodoende overeen met het
algemene of gregoriaanse jaar (sept./okt. Tishrei)
2009-2010.
De joodse gemeente Sleen werd omstreeks 1825
opgericht. Voordien vielen de joden uit de plaats onder de gemeente
Coevorden. In Sleen bestond echter al aan het einde van de
achttiende eeuw deze begraafplaats aan de Boterakkerweg. De
synagoge aan de Straatweg was vanaf 1859 in gebruik. In 1919 werd
de joodse gemeente van Sleen opgeheven en bij die van Emmen
gevoegd. De bouwvallige synagoge werd verkocht. De gemeente
Coevorden draagt tegenwoordig de zorg voor de begraafplaats.
In Sleen rest alleen nog de begraafplaats, waarvan de oudste steen
uit 1876 en de jongste uit 1938 dateert, een periode van 62 jaar
omvattend. Dit is een betrekkelijk korte periode, die in
werkelijkheid voor wat betreft de joodse aanwezigheid in Sleen
minstens 86 jaar langer is.