Heerlijkheid Beek EarthCache
-
Difficulty:
-
-
Terrain:
-
Size:
 (other)
Please note Use of geocaching.com services is subject to the terms and conditions
in our disclaimer.
HEERLIJKHEID BEEK
Je bevindt je hier op een van de
mooiste zo niet het mooiste vergezicht van Gelderland. Geniet hier
even van. Vooral bij helder weer is het uitzicht ontzettend
mooi.
You are you here on the most beautiful
panorama of Gelderland. Enjoy this. When the weather is clear the
view is very nice.
Deze cache ligt op de route van de multi "Rust
wat" (GCQB5A) van Ruud4d en is hiermee dus goed te
combineren
De Heerlijkheid Beek bestaat uit een zeer afwisselend
landschap met loof- en naaldbos op de hellingen en akkers,
weilanden, bronnen, beekjes en vijvers in de lagere delen. Vanaf
verschillende punten zijn er prachtige uitzichten, onder andere op
het kerkje van Persingen, over de Ooypolder en de Over-Betuwe tot
aan de zuidelijke Veluwezoom. De hoogteverschillen van 70 meter
doen bijna on-Nederlands aan. De Heerlijkheid Beek ligt op de
Nijmeegse stuwwal, gevormd in de voorlaatste ijstijd. IJstongen
duwden het door Rijn En Maas aangevoerde zand en grind op tot
heuvelruggen. De Nijmeegse stuwwal vormde oorspronkelijk één geheel
met de Veluwse stuwwallen, maar is daarvan later door de Rijn
gescheiden.
Geologie Rijk van
Nijmegen
Onstaansgeschiedenis van het Nijmeegs landschapTabel met
geologische tijdschaal Pleistoceen en Holoceen en samenvatting van
de voornaamste afzettingen in die periode in Nederland De bodem aan
de oppervlakte van Nijmegen en omgeving bestaat, net als de rest
van Nederland, voor het grootste deel uit 'jong gesedimenteerd
buitenland', dat gedurende de laatste 2,5 miljoen jaren afgezet is
op de daaronder liggende oudere afzettingen. Klei, zand en grind
zijn als erosieproducten van de oudere gebergten, zoals de Ardennen
en de Eifel, maar vooral van de jonggevormde Alpen (ongeveer 100
tot 50 miljoen jaar geleden, in het Krijt en Tertiair; zie
Geologische tijdstabel) door het aflopende regen- en smeltwater met
de Rijn, Maas en Schelde meegevoerd naar het laaggelegen bekken van
de Noordzee.
Waar nu Nederland ligt, is onder invloed van de zich steeds
verleggende meanderende rivieren een uitgestrekte vlakte van
riviersediment (fluviale afzettingen) ontstaan. In het Pleistoceen,
de oudste periode van het Kwartair dat ongeveer 2 miljoen jaar
geleden begon, hebben zich hier een aantal achtereenvolgende
ijstijden (ook glacialen genoemd) voorgedaan. Bepalend voor de
groei van ijskappen is sneeuwneerslag in de winter maar vooral een
relatief lage temperatuur in de zomer waardoor een deel van de
sneeuw van de winter blijft liggen en zodoende netto accumulatie
van sneeuw of ijs optreedt.
Men denkt dat verschillende factoren een dergelijke
temperatuurverlaging kunnen teweegbrengen: veranderingen in de
atmosferische samenstelling (waaronder de CO2-concentratie),
variaties van de aardbaan tov de zon (excentriciteit; B),
verandering van de hoek van de aardas ten opzichte van de
omloopbaan (obliquiteit; C) en schommelingen in de de precessie van
de aardas (D) (Milankovitch cycli), variaties in zonneactiviteit,
bewegingen van tektonische platen en veranderingen in
zeestromingen, inslagen van grote meteorieten en reusachtige
vulkaanuitbarstingen Milanchovic parameter
Voor het ontstaan van het landschap in het gebied rond Nijmegen
zijn de twee laatste ijstijden, Saalien (ongeveer 200.000 tot
125.000 jaar geleden*) en Weichselien (ongeveer 115.000-12.000 jaar
geleden*), en het interglaciale Eemien (ongeveer 128.000 tot
116.000 jaar geleden*), belangrijk geweest. Het Holoceen, de tijd
na de laatste IJstijd, vanaf ongeveer 12.000 jaar geleden, omvat
ook de periode waarin de mens invloed heeft gekregen op het
landschap: eerst kleinschalig en op lokaal niveau, zoals in de
Romeinse tijd met het legerkamp Noviomagus, en vervolgens vanaf de
industriële revolutie steeds intensiever uitmondend in de huidige
verstedelijking. (*Over de precieze datering van de glacialen en
interglacialen bestaat enige discussie.)
Saalien ijstijd: landijs,
stuwwallen en droogte.
De ijstijd Saalien (Nederlands) of Saaliaan (Vlaams), zo'n 200 000
tot 125 000 jaar geleden, is genoemd naar de Saale, een zijrivier
van de Elbe. Andere locale benamingen voor deze koude periode zijn
het Riss glaciaal in Midden-Europa (Alpengebied), 'Wolstonian' op
de Britse Eilanden, 'Moskovian' of 'Dnjeper dal' in Rusland en
'Illinoian' in Noord-Amerika.
Tijdens de ijstijd van het Saalien tijdperk heeft het Scandinavisch
gletscherijs zich uitgebreid over een groot deel van Noordeuropa,
in Nederland ongeveer tot de lijn Haarlem-Nijmegen. Daarbij heeft
de zware massa langzaam voortstromend landijs de bevroren
metersdikke bovenlaag over de relatief weke en zachte onbevroren
onderlaag afgeschraapt. Bij dit proces werden enorme schubben bodem
vooruit of opzij geduwd en scheefgesteld tot stuwwallen (zie
hieronder een schets over de ontstaanswijze van stuwwallen).
Zo zijn in Nederland de stuwwallen ontstaan van het Gooi, de
Utrechtse Heuvelrug, de Veluwe, de Veluwezoom, het gebied van de
Holterberg en Montferland, en van Nijmegen-Kleef (Link naar een
geomorfologische kaart van Nederland met o.a. de locatie van
stuwwallen) Gedurende het Saalien was de temperatuur over een
behoorlijk lange periode gemiddeld een aantal graden lager dan de
huidige gemiddelde temperatuur. Overigens bleven gedurende een
glaciale periode de normale winter en zomer schommelingen zich
voordoen en traden er natuurlijk ook afwisseling in temperatuur op
over periodes van tientallen tot honderden jaren.
De grote hoeveelheid vastgelegd water in de vorm van ijs en sneeuw
(geschatte toename van ijsoppervlak 15 tot 44 x 106 km2 en volume
van 27 tot 77 x 106 km3), had tot gevolg dat de hoeveelheid water
in de kringloop drastisch afnam. Daardoor werd het klimaat naar
verhouding ook droger en daalde de zeespiegel met meer dan 100
meter waarbij de zuidelijke helft van de Noordzee droogstond.
Allerlei afzettingen die eerder tot de zeebodem behoorden,
waaronder zeer fijne sedimenten, kwamen aan de oppervlakte te
liggen. In het Saalien werd de loop van de Rijn, die een sterk
verminderde waterafvoer had, door het landijs en de opgestuwde
stuwwallen naar het zuidwesten verlegd. De Rijn stroomde door het
Niersdal en verder vanaf Gennep in westelijke richting samen met de
Maas, tot ten noorden van de huidige Doggersbank in de verkleinde
Noordzee. De Maas was daarmee dan ook een zijrivier van de Rijn
geworden, net als de Schelde en de Theems (kaart van de rivieren
gedurende het Saalien). Wanneer je aan vegetatie denkt, dan moet je
je het gebied ten zuiden van het landijs voorstellen als een
toendra, met nauwelijks bomen. Op veel plaatsen zal ook van
permafrost sprake zijn geweest, maar in de wat warmere jaren zal in
de zomer de bovenlaag van de bodem ontdooid zijn, waardoor deze
bovenlaag weer met smeltend ijswater kon afspoelen over de
onderliggende bevroren bodem.
Einde Saalien - Eemien: Sandr en
stuwwaldoorbraken.
Aan het eind van het Saalien en gedurende de overgang naar het
warmere (interglaciale) Eemien smolten de ijstongen in rap tempo.
De afvoer van smeltwater met sediment van landijs en stuwwallen
door de rivieren (fluvio-glaciale afzettingen) nam enorm toe.
Hierdoor zijn aan de zuid(west)zijde van de stuwwallen een soort
puinwaaiers uit grind, zand en leemdeeltjes ontstaan, zogenaamde
Sandr vlakten (zie figuur hierboven). De grofste deeltjes zijn het
dichtst bij de stuwwal afgezet, terwijl fijnere deeltjes naarmate
ze kleiner en lichter waren steeds verder van de stuwwal met het
afstromende smeltwater zijn meegenomen en gesedimenteerd. Het
Niersdal en de gezamenlijke Rijn/Maasdal kon de grote afvoer van
smeltwater niet meer verwerken. Het Rijnwater rees op tegen de
zuidoostelijk van Nijmegen lopende stuwwallen waardoor een aantal
(vier?) doorbraken veroorzaakt werden, daar waar de stuwwallen het
laagst waren. Daardoor stroomt de Rijn thans weer ten Noorden van
de Nijmeegse stuwwal, maar ten zuiden van die van Montferland en de
Veluwe. Het waterrijk natuurgebied "De Gelderse Poort" dankt dus
haar onstaan aan deze doorbraken van de stuwwal (meer informatie
over natuur en recreatie rond Nijmegen). Tijdens het nattere en
warmere Eemien is de vorming van de riviervlakte voortgeschreden;
het spel van sedimentatie door Maas, Schelde en Rijn is verder
gegaan, de Noordzee heeft zijn oude omvang weer gekregen door de
zeespiegelrijzing. Hogere temperaturen maakten het mogelijk om in
onze streken weer min of meer gesloten bosvegetaties terug te
krijgen.
Weichselien: koud, droogte en
windeffect.
Het Weichselien, in het Nederlands/Vlaams ook Weichseliaan of
Weichsel ijstijd genoemd (115 000-10 000 jaren geleden), genoemd
naar de rivier Weichsel (=Wisla), komt overeen met de Alpiene
vergletsjering genaamd Würm, het 'Devensian' in de Britse Eilanden
en het 'Midlandian' in Ierland, de Wisconsin ijstijd in
Noord-Amerika en 'Pinedale' ijstijd in de Rocky mountains. In het
Weichselien heeft het Scandinavisch landijs Nederland nauwelijks
kunnen bereiken, waardoor ook rond Nijmegen geen nieuwe stuwwallen
zijn gevormd. Toch zien we in die periode een herhaling optreden
van hiervoor beschreven omstandigheden gedurende een ijstijd: de
Noordzee stond weer gedeeltelijk droog, waardoor de sedimenten van
fijne leemdeeltjes aan de oppervlakte kwamen, door het koude
klimaat ontbrak een beschermende aaneengesloten vegetatie en was er
hooguit sprake van een toendra-achtige begroeiing. De (overheersend
westelijke) winden konden in die tijd veel van dat fijne
sedimentatiemateriaal uit het zuidelijke Noordzee-bekken meenemen
en afzetten aan de lijzijde van de stuwwallen; vandaar dat we thans
aan de noordoostelijke kant van de Nijmeegse stuwwal
lössafzettingen kunnen vinden. Uiteraard hadden ook tijdens het
Saalien dit soort eolische (= wind) afzettingen plaatsgevonden,
maar in het Nijmeegse vind je die niet terug omdat dit fijne
lössmateriaal op het ijs terecht kwam. De Limburgse löss is echter
wel in die eerdere droge Saalienperiode afgezet, zo ook de zwarte
aarde in de Oekraïne en verder Rusland in.
De inbreng van de
mens.
Uit opgravingen die naar voren gebracht hebben dat er op Mammoeten
gejaagd is valt op te maken dat er reeds tijdens de laatste ijstijd
sprake moet zijn geweest van menselijke activiteiten in het gebied
dat het huidige Nederland omvat. In de bodem van locaties behorend
tot het "Land over de Waal" (rond Lent, Bemmel, Oosterhout, de
Nijmegen Waalsprong) zijn door archeologen (artikel) zo'n 7000 jaar
oude resten van nederzettingen gevonden uit de steenstijd. Pas met
de komst van de Romeinen wordt de invloed van de mens op het
landschap duidelijk merkbaar. De grote Romeinse historicus Tacitus
beschrijft het landschap in het Noorden van ons land als 'een
gebied waarvan het niet te zeggen is of het tot het land of tot de
zee behoort'. Toch leefden er toen al in die streken mensen, die
zelf terpen opwierpen om zich bij hoog water op terug te trekken.
In die tijd waren het drogere deel van ons land en de stuwwallen
met eiken-beukenbossen (Querco-Fagetum) bedekt. De natte
riviervlakte ten noorden van Nijmegen (de Betuwe) was bedekt met
elzenbossen (Alnetum). Romeinse legerplaats blootgelegd bij het
Kops Plateau in Nijmegen
De Romeinen hebben een duidelijk stempel gedrukt op het landschap,
met name in de hogere delen. Te denken valt niet alleen aan het
onderbrengen van hun soldaten in grote kampementen (castra), zoals
op de Nijmeegse stuwwal ter plaatse van het Kops plateau en de
Hunnerberg (Romeinse castellum = fort, tussen de Berg en Dalseweg
en de steilrand van de stuwwal). De Romeinen hebben grachten
gegraven en rivierbeddingen verlegd om hun gebied beter en vooral
gemakkelijker te kunnen verdedigen. Voorbeelden hiervan zijn de
Drususgracht, de verbinding tussen de Rijn en IJssel, en in het
westen van Holland de Vliet. Interessant is dat uit
pollendiagrammen die gemaakt zijn van boringen aan de steile
noordzijde van het Kops plateau, waar de Romeinse legerplaats
stond, is op te maken dat de Romeinen vanaf het jaar 10 voor
Christus het bos gekapt hebben. Dit blijkt uit het verdwijnen van
pollen van bossoorten in de lagen uit die tijd (meer over Pollen en
Biologie). In jongere lagen komen in deze monsters pollen voor van
allerlei grassoorten en van tredplanten, en pollen die wijzen op
een periode van graanteelt in een latere periode. Na het jaar 70
verlaten de Romeinen het Kops plateau, waarna het bos weer langzaam
zijn positie herovert, zoals uit de toename van pollen van
bossoorten blijkt. Ook zijn de legionairs na uit krijgsdienst
gekomen te zijn begonnen met het maken van terrassen en de aanleg
van boerderijcomplexen (villa's) op de warmste en vruchtbaarste
plekken in de stuwwallen. Voor de bouw van huizen werd door hen de
leem gebruikt uit de stuwwallen (speeltuin de Leemkuil, wellicht)
om bakstenen en dakpannen te maken (zie kaartjes van de Romeinse
nederzettingen). Vanaf de Middeleeuwen gaat de mens steeds meer
invloed op het gebied uitoefenen. Op diverse plaatsen worde met
water aangedreven molens gebouwd en molenvijvers worden aangelegd
om het water uit de bronnen in de stuwwallen op te stuwen en te
verzamelen. De terrassen-landbouw op de meest vruchtbare plekken
wordt uitgebreid. In de vroege Middeleeuwen worden de eerste dijken
aangelegd door de oeverwallen met elkaar te verbinden. Na het
sluiten van de bandijken wordt in de zeventiende eeuw zelfs
overgegaan tot het verleggen van waalbochten. Dit gebeurde
bijvoorbeeld bij Gendt dat bedreigd werd door de meanderende
Waal.
Om deze cache te loggen moet je een paar vragen beantwoorden en aan
ons doormailen. Maak ook een foto met je GPSr in de hand bij het
infobord en plaats die bij je log.
Vraag 1: Hoeveel hectare is de
Heerlijkheid Beek groot?
Vraag 2: Wie brachten de Tamme Kastanjes hierheen?
Vraag 3: Aan wie werd in 1941 de Heerlijkheid Beek
overgedragen?
Geology Rijk van Nijmegen
How the landscape around Nijmegen arose
Like in the other parts of the Netherlands, the soil at the surface
of Nijmegen and surroundings consists mainly of 'young
sedimentation material from abroad' deposited during the last 2.5
million years. Clay, sand and boulders have been transported as
erosion products from the old mountains, like the Ardennes and the
Eifel, but moreover from the younger Alps (arosen about 100 to 50
million years ago during the Cretaceous and Tertiary; see
Geological time table) by precipitation and melting water with the
Rhine, Meuse and Scheldt to the lower basin of the Northsea. Where
now the Netherlands are located, a large plain of fluvial
sedimentation material has been formed under influence of always
shifting meanders of rivers. During Pleistocene, the oldest period
during the Quartery epoch, about 2 million years ago, a number of
glacial episodes have come and gone repeatedly. The determining
factor for the growth of ice sheets is precipitation as snow in
winter but moreover relatively low temperatures in summer so that a
part of the snow remains and thus a nett accumulation of snow or
ice occurs. The concensus is that several factors may cause such
temperature decrease: changes in atmospheric composition (among
which the CO2-concentration), variation in the earth' orbit with
respect to the sun (excentricity; B), variations in angle of
rotation axis of the earth relative to itsorbit around the sun
(obliquity; C) and variation in precession (D) (the Milankovitch
cycles)
Most important for the morphogenesis of the landscape around
Nijmegen are the last two glacial ages, the Saalian glaciation (380
000 to 128 000 years ago*), and the Weichsel glaciation ( about 116
000 to 12 000 years ago*), as well as the interglacial Eemian
(about 128 000 to 116 000 years ago*). The Holocene, the period
after the last Ice Age, from about 12 000 year ago on, includes the
era in which man has had a large impact on the landscape, also in
Nijmegen: first on a local scale, like in the Roman time in which
an army camp Noviomagus was settled, and furtheron from the
industrial revolution on moreand more intensively, leading to
urbanization.
Saalian glaciation: continental ice sheets,
glacial tills and drought
The glacial Saalian, about 200 000 to 125 000 years ago, was named
after the Saale, a side river of the Elbe. Other local names for
this cold period are the Riss glacial in Mid-Europe (the Alpine
area), the Wolstonian on the British Islands, the Moskovian or
'Dnieper valley in Russia amd the Illinoian in Northern America.
During the Saalian glacial ages (map of Saalian in the Netherlands)
the Scandinavian gletscher ice has spread over a large part of
Northern Europe, in the Netherlands up to about the line
Haarlem-Nijmegen. The slowly progressing heavy ice mass scrapped
the meters-high frozen upperlayer over the relatively soft soaked
and not frozen sunderlayer. During this process enormous scales of
soil were pressed aside or forward and tilted to ridges (see below
a scheme in Dutch on how these glacial tills were formed). This is
how glacial tills or push moraines, called "stuwwal" in Dutch,
arose in the regions Gooi, Utrecht Hills, Veluwe, Veluwe Rim, the
area of Holterberg and Montferland, and also along the traject
Nijmegen-Kleef (Link to the geomorphological map of the Netherlands
showing the location of glacial tills). During the Saalian the
temperature was over a long period in the average several degrees
lower that the present average. Yet, the normal winter-summer
fluctuations and relative temperature shifts over periods of
decades or hundreds of years also occurred during such a glacial
period. The huge amount of water in the states of ice and snow (The
evaluated increase in ice was 15 to 44 x 106 km2 and the volume
from 27 to 77 x 106 km3), caused a dramatic decrease in the
quantity of water available for the geo-atmospheric cycle.
Therefore the climate became drier and the sea level dropped with
more than 100 meter, so that the south part of the Northsea became
ground. Various sediments among which very fine one, which
previously belonged to the sea bottom, became exposed to the air
surface. In the Saalian the course of the Rhine, which had a much
reduced debit, was deviated southwest by the ice mass and the
glacial tills. The Rhine streamed through the present Niers valley
and downstream from Gennep westwards together with the Meuse up to
the northern part of the present Doggersbanks in the reduced
Northsea. The Meuse, like the Scheldt and the Thames, had become an
affluent of the Rhine (map of the rivers during the Saalian).
Regarding the vegetation, the area south of the ice sheets concords
best with a tundra, with hardly any trees. A kind of permafrost
will have existed, but in the warmer years, the upper level of the
soil will have thawed, and will have been washed away by the melt
water over the surface of the frozen underlayer.
End of the Saalian - Eemian: Sandr and
breakthroughs in the glacial tills.
At the end of the Saalian and during the transition to the warmer
(interglacial) Eemian the ice tongues melted rapidly. The efflux by
the rivers of melting water with sediments from the ice sheets and
the glacial tills (fluvio-glacial sediments) raised tremendously.
As a consequence at the south(west) side of the glacial till a kind
of alluvial fan consisting of boulders, sand and loam particles,
so-called Sandr plain (see figure here above). The most coarse
debris sedimented closest to the glacial till, while finer
particles, the smaller and lighter they were, were carried further
away by the meltwater before sedimenting. The Niers valley and the
entire Rhine/Meuse valley could not absorb the huge quantity of
meltwater anymore. The water of the Rhine raised against the
glacial tills situated south-east of Nijmegen, giving rise to a
number (four?) of breakthroughs at places where the glacial tills
was low. This is the reason while the Rhine nowadays streams
(again) north of the Nijmegen glacial tills, but south of the
glacial tills of Montferland and the Veluwe. The natural resource
"De Gelderse Poort" which abounds in water, thus thanks its origin
to these local disruptions of the glacial tills (more information
on nature and recreation around Nijmegen). During the more humid
and warm Eemian the formation of a river plain has continued; the
process of sedimentation by Meuse, scheldt and Rhine proceeded,
while the Northsea regained its earlier size due to the global
raise in sea level. Thanks to the higher temperature a more or less
united forestrial vegetation could be restored in these
regions.
Weichselian: cold, drought and effect of
the wind.
The Weichselian glaciation (50.000-10.000 years ago, named after
the river Weichsel (=Wisla), corresponds to the Würm in the Alpine
sequence, the Devensian Stage in the British Isles, Midlandian in
Ireland, the Wisconsin Stage in North America and Pinedale
glaciation in the Rocky mountains. In the Weichsel the Scandinavian
ice sheet hardly reached the Netherlands, so that no new glacial
tills were formed around Nijmegen. However, a repeat was observed
of some of the above described conditions characteristic for the
glacial era: the Northsea was again partly dry, and the fine
sediments of loam particles became exposed. Due tot the cold
climate a protective cover of vegetation lacked; at the most a
tundra-like vegetation grew. At that time the (prepoundarily west)
winds could carry away much of the fine sedimental material from
the southern Northsea basin and deposit it at the lee of the
glacial till. This is why nowadays löss depositions are found at
the north-east side of the Nijmegen glacial till. Of course, such
eolic (wind) deposition also occurred during the Saalian, but those
sediments are not found back in the current Nijmegen region,
because the fine löss material was dropped on the ice. The löss in
the PorvinceLimburg, however, has been deposited in the earlier dry
Saalian period, as well as the black earth in the Ukraine and
further on in Russia.
Impact of man.
Excavations revealing hunting of mammoths have brought to the light
that there was human activity in the areal corresponding to the
Netherlands since the last glacial era. In the area called nowadays
"Land over de Waal" (around Lent, Bemmel, Oosterhout, Nijmegen
Waalsprong), 7000 years-old remnants of settlements dating from the
stone age have been found by archeologists (article, in Dutch)in
the soil. However, it is only with the arrival of the Romans that
the impact of man on the landscape becomes evident. The great
historian Tacitus described the landscape in the North of the
country as "an area from which one can not say whether it belongs
to the land or to the sea". But already then, people lived there
there, who built even mounds to shelter for high water levels. At
that time, the drier part of the country and the elevations of the
glacial tills were covered by oak-beech forests (Querco-Fagetum).
The wet river clay north of Nijmegen (the Betuwe) was covered with
forests of alders (Alnetum)
The Roman have clearly marked the landscape, especially in the
higher places in the Nijmegen region. One can think of the
undercome for the soldiers in large camps (castra), like on the
Nijmegen till at the locations called Kops plateau en Hunnerberg
(Romeinse castella = fortification, between the "Berg en Dalseweg"
and the steep slope of the moraine till). The Romans digged canals
and moved river beds in order to get better access the entire
region. Examples are the "Drususgracht", a connection between Rhine
and IJssel, and in the west of Holland the Vliet. Interessing is
that pollen diagrams of borings on the steep north side of the Kops
plateau, the Roman camp, demonstrated that the Romans have cut down
the woods from the year 10 BC on; pollen of certain tree species
disappear from the layers dating that time on. In younger strati of
these samples pollen of various grass species and plants resistant
to trampling were found, and in a later stage also from cereals
(more about Pollen and Biology). After the year 70 AC the Romans
leav the Kops plateau, after which the woods slowy recover their
position, as appears from the increase of pollen from forestrial
species. Also after leaving service some legionairs began tolay
terrasses and to construct farm complexes (villa's) in the warmest
and most fertile places in the moraine tills. For building houses
they used loam from the glacial tills (like probably where the
present playing area "Leemkuil" is situated) to bake stones and
roofing tiles (see maps of the Roman settlements). From the
Middle-Ages on man's influence on the area becomes even more
important. At various places water-powered mills are built and mill
basins are digged to collect the water from the hills. The
terrasses agriculture on the most fertile area expands. In the
early Middle-Ages the first dikes are laid by connecting river
banks together. After closing the bandijk (the main river dike) in
the senteenth century some curves in the Waal are even straighted
up, like near Gendt that was thread by the meandering Waal.
To log this cache you have to mail me the folloing answers.
Also take a picture with you and your GPSr in your hand in front of
the infoboerd place this with your log.
Question 1: How much hectare is
Heerlijkheid Beek large?
Question 2: Who bring the tame chestnuts?
Question 3: To who in 1941, was the Heerlijkheid Beek
transferred?







het
cacheweer
Additional Hints
(No hints available.)