Skip to content

Heerlijkheid Beek EarthCache

Hidden : 8/28/2010
Difficulty:
1.5 out of 5
Terrain:
1.5 out of 5

Size: Size:   other (other)

Join now to view geocache location details. It's free!

Watch

How Geocaching Works

Please note Use of geocaching.com services is subject to the terms and conditions in our disclaimer.

Geocache Description:

HEERLIJKHEID BEEK


Je bevindt je hier op een van de mooiste zo niet het mooiste vergezicht van Gelderland. Geniet hier even van. Vooral bij helder weer is het uitzicht ontzettend mooi.

You are you here on the most beautiful panorama of Gelderland. Enjoy this. When the weather is clear the view is very nice.


Deze cache ligt op de route van de multi "Rust wat" (GCQB5A) van Ruud4d en is hiermee dus goed te combineren

De Heerlijkheid Beek bestaat uit een zeer afwisselend landschap met loof- en naaldbos op de hellingen en akkers, weilanden, bronnen, beekjes en vijvers in de lagere delen. Vanaf verschillende punten zijn er prachtige uitzichten, onder andere op het kerkje van Persingen, over de Ooypolder en de Over-Betuwe tot aan de zuidelijke Veluwezoom. De hoogteverschillen van 70 meter doen bijna on-Nederlands aan. De Heerlijkheid Beek ligt op de Nijmeegse stuwwal, gevormd in de voorlaatste ijstijd. IJstongen duwden het door Rijn En Maas aangevoerde zand en grind op tot heuvelruggen. De Nijmeegse stuwwal vormde oorspronkelijk één geheel met de Veluwse stuwwallen, maar is daarvan later door de Rijn gescheiden.


Geologie Rijk van Nijmegen

Onstaansgeschiedenis van het Nijmeegs landschapTabel met geologische tijdschaal Pleistoceen en Holoceen en samenvatting van de voornaamste afzettingen in die periode in Nederland De bodem aan de oppervlakte van Nijmegen en omgeving bestaat, net als de rest van Nederland, voor het grootste deel uit 'jong gesedimenteerd buitenland', dat gedurende de laatste 2,5 miljoen jaren afgezet is op de daaronder liggende oudere afzettingen. Klei, zand en grind zijn als erosieproducten van de oudere gebergten, zoals de Ardennen en de Eifel, maar vooral van de jonggevormde Alpen (ongeveer 100 tot 50 miljoen jaar geleden, in het Krijt en Tertiair; zie Geologische tijdstabel) door het aflopende regen- en smeltwater met de Rijn, Maas en Schelde meegevoerd naar het laaggelegen bekken van de Noordzee.
Waar nu Nederland ligt, is onder invloed van de zich steeds verleggende meanderende rivieren een uitgestrekte vlakte van riviersediment (fluviale afzettingen) ontstaan. In het Pleistoceen, de oudste periode van het Kwartair dat ongeveer 2 miljoen jaar geleden begon, hebben zich hier een aantal achtereenvolgende ijstijden (ook glacialen genoemd) voorgedaan. Bepalend voor de groei van ijskappen is sneeuwneerslag in de winter maar vooral een relatief lage temperatuur in de zomer waardoor een deel van de sneeuw van de winter blijft liggen en zodoende netto accumulatie van sneeuw of ijs optreedt.
Men denkt dat verschillende factoren een dergelijke temperatuurverlaging kunnen teweegbrengen: veranderingen in de atmosferische samenstelling (waaronder de CO2-concentratie), variaties van de aardbaan tov de zon (excentriciteit; B), verandering van de hoek van de aardas ten opzichte van de omloopbaan (obliquiteit; C) en schommelingen in de de precessie van de aardas (D) (Milankovitch cycli), variaties in zonneactiviteit, bewegingen van tektonische platen en veranderingen in zeestromingen, inslagen van grote meteorieten en reusachtige vulkaanuitbarstingen Milanchovic parameter




Voor het ontstaan van het landschap in het gebied rond Nijmegen zijn de twee laatste ijstijden, Saalien (ongeveer 200.000 tot 125.000 jaar geleden*) en Weichselien (ongeveer 115.000-12.000 jaar geleden*), en het interglaciale Eemien (ongeveer 128.000 tot 116.000 jaar geleden*), belangrijk geweest. Het Holoceen, de tijd na de laatste IJstijd, vanaf ongeveer 12.000 jaar geleden, omvat ook de periode waarin de mens invloed heeft gekregen op het landschap: eerst kleinschalig en op lokaal niveau, zoals in de Romeinse tijd met het legerkamp Noviomagus, en vervolgens vanaf de industriële revolutie steeds intensiever uitmondend in de huidige verstedelijking. (*Over de precieze datering van de glacialen en interglacialen bestaat enige discussie.)

Saalien ijstijd: landijs, stuwwallen en droogte.


De ijstijd Saalien (Nederlands) of Saaliaan (Vlaams), zo'n 200 000 tot 125 000 jaar geleden, is genoemd naar de Saale, een zijrivier van de Elbe. Andere locale benamingen voor deze koude periode zijn het Riss glaciaal in Midden-Europa (Alpengebied), 'Wolstonian' op de Britse Eilanden, 'Moskovian' of 'Dnjeper dal' in Rusland en 'Illinoian' in Noord-Amerika.
Tijdens de ijstijd van het Saalien tijdperk heeft het Scandinavisch gletscherijs zich uitgebreid over een groot deel van Noordeuropa, in Nederland ongeveer tot de lijn Haarlem-Nijmegen. Daarbij heeft de zware massa langzaam voortstromend landijs de bevroren metersdikke bovenlaag over de relatief weke en zachte onbevroren onderlaag afgeschraapt. Bij dit proces werden enorme schubben bodem vooruit of opzij geduwd en scheefgesteld tot stuwwallen (zie hieronder een schets over de ontstaanswijze van stuwwallen).
Zo zijn in Nederland de stuwwallen ontstaan van het Gooi, de Utrechtse Heuvelrug, de Veluwe, de Veluwezoom, het gebied van de Holterberg en Montferland, en van Nijmegen-Kleef (Link naar een geomorfologische kaart van Nederland met o.a. de locatie van stuwwallen) Gedurende het Saalien was de temperatuur over een behoorlijk lange periode gemiddeld een aantal graden lager dan de huidige gemiddelde temperatuur. Overigens bleven gedurende een glaciale periode de normale winter en zomer schommelingen zich voordoen en traden er natuurlijk ook afwisseling in temperatuur op over periodes van tientallen tot honderden jaren.
De grote hoeveelheid vastgelegd water in de vorm van ijs en sneeuw (geschatte toename van ijsoppervlak 15 tot 44 x 106 km2 en volume van 27 tot 77 x 106 km3), had tot gevolg dat de hoeveelheid water in de kringloop drastisch afnam. Daardoor werd het klimaat naar verhouding ook droger en daalde de zeespiegel met meer dan 100 meter waarbij de zuidelijke helft van de Noordzee droogstond. Allerlei afzettingen die eerder tot de zeebodem behoorden, waaronder zeer fijne sedimenten, kwamen aan de oppervlakte te liggen. In het Saalien werd de loop van de Rijn, die een sterk verminderde waterafvoer had, door het landijs en de opgestuwde stuwwallen naar het zuidwesten verlegd. De Rijn stroomde door het Niersdal en verder vanaf Gennep in westelijke richting samen met de Maas, tot ten noorden van de huidige Doggersbank in de verkleinde Noordzee. De Maas was daarmee dan ook een zijrivier van de Rijn geworden, net als de Schelde en de Theems (kaart van de rivieren gedurende het Saalien). Wanneer je aan vegetatie denkt, dan moet je je het gebied ten zuiden van het landijs voorstellen als een toendra, met nauwelijks bomen. Op veel plaatsen zal ook van permafrost sprake zijn geweest, maar in de wat warmere jaren zal in de zomer de bovenlaag van de bodem ontdooid zijn, waardoor deze bovenlaag weer met smeltend ijswater kon afspoelen over de onderliggende bevroren bodem.


Einde Saalien - Eemien: Sandr en stuwwaldoorbraken.


Aan het eind van het Saalien en gedurende de overgang naar het warmere (interglaciale) Eemien smolten de ijstongen in rap tempo. De afvoer van smeltwater met sediment van landijs en stuwwallen door de rivieren (fluvio-glaciale afzettingen) nam enorm toe. Hierdoor zijn aan de zuid(west)zijde van de stuwwallen een soort puinwaaiers uit grind, zand en leemdeeltjes ontstaan, zogenaamde Sandr vlakten (zie figuur hierboven). De grofste deeltjes zijn het dichtst bij de stuwwal afgezet, terwijl fijnere deeltjes naarmate ze kleiner en lichter waren steeds verder van de stuwwal met het afstromende smeltwater zijn meegenomen en gesedimenteerd. Het Niersdal en de gezamenlijke Rijn/Maasdal kon de grote afvoer van smeltwater niet meer verwerken. Het Rijnwater rees op tegen de zuidoostelijk van Nijmegen lopende stuwwallen waardoor een aantal (vier?) doorbraken veroorzaakt werden, daar waar de stuwwallen het laagst waren. Daardoor stroomt de Rijn thans weer ten Noorden van de Nijmeegse stuwwal, maar ten zuiden van die van Montferland en de Veluwe. Het waterrijk natuurgebied "De Gelderse Poort" dankt dus haar onstaan aan deze doorbraken van de stuwwal (meer informatie over natuur en recreatie rond Nijmegen). Tijdens het nattere en warmere Eemien is de vorming van de riviervlakte voortgeschreden; het spel van sedimentatie door Maas, Schelde en Rijn is verder gegaan, de Noordzee heeft zijn oude omvang weer gekregen door de zeespiegelrijzing. Hogere temperaturen maakten het mogelijk om in onze streken weer min of meer gesloten bosvegetaties terug te krijgen.



Weichselien: koud, droogte en windeffect.


Het Weichselien, in het Nederlands/Vlaams ook Weichseliaan of Weichsel ijstijd genoemd (115 000-10 000 jaren geleden), genoemd naar de rivier Weichsel (=Wisla), komt overeen met de Alpiene vergletsjering genaamd Würm, het 'Devensian' in de Britse Eilanden en het 'Midlandian' in Ierland, de Wisconsin ijstijd in Noord-Amerika en 'Pinedale' ijstijd in de Rocky mountains. In het Weichselien heeft het Scandinavisch landijs Nederland nauwelijks kunnen bereiken, waardoor ook rond Nijmegen geen nieuwe stuwwallen zijn gevormd. Toch zien we in die periode een herhaling optreden van hiervoor beschreven omstandigheden gedurende een ijstijd: de Noordzee stond weer gedeeltelijk droog, waardoor de sedimenten van fijne leemdeeltjes aan de oppervlakte kwamen, door het koude klimaat ontbrak een beschermende aaneengesloten vegetatie en was er hooguit sprake van een toendra-achtige begroeiing. De (overheersend westelijke) winden konden in die tijd veel van dat fijne sedimentatiemateriaal uit het zuidelijke Noordzee-bekken meenemen en afzetten aan de lijzijde van de stuwwallen; vandaar dat we thans aan de noordoostelijke kant van de Nijmeegse stuwwal lössafzettingen kunnen vinden. Uiteraard hadden ook tijdens het Saalien dit soort eolische (= wind) afzettingen plaatsgevonden, maar in het Nijmeegse vind je die niet terug omdat dit fijne lössmateriaal op het ijs terecht kwam. De Limburgse löss is echter wel in die eerdere droge Saalienperiode afgezet, zo ook de zwarte aarde in de Oekraïne en verder Rusland in.




De inbreng van de mens.


Uit opgravingen die naar voren gebracht hebben dat er op Mammoeten gejaagd is valt op te maken dat er reeds tijdens de laatste ijstijd sprake moet zijn geweest van menselijke activiteiten in het gebied dat het huidige Nederland omvat. In de bodem van locaties behorend tot het "Land over de Waal" (rond Lent, Bemmel, Oosterhout, de Nijmegen Waalsprong) zijn door archeologen (artikel) zo'n 7000 jaar oude resten van nederzettingen gevonden uit de steenstijd. Pas met de komst van de Romeinen wordt de invloed van de mens op het landschap duidelijk merkbaar. De grote Romeinse historicus Tacitus beschrijft het landschap in het Noorden van ons land als 'een gebied waarvan het niet te zeggen is of het tot het land of tot de zee behoort'. Toch leefden er toen al in die streken mensen, die zelf terpen opwierpen om zich bij hoog water op terug te trekken. In die tijd waren het drogere deel van ons land en de stuwwallen met eiken-beukenbossen (Querco-Fagetum) bedekt. De natte riviervlakte ten noorden van Nijmegen (de Betuwe) was bedekt met elzenbossen (Alnetum). Romeinse legerplaats blootgelegd bij het Kops Plateau in Nijmegen
De Romeinen hebben een duidelijk stempel gedrukt op het landschap, met name in de hogere delen. Te denken valt niet alleen aan het onderbrengen van hun soldaten in grote kampementen (castra), zoals op de Nijmeegse stuwwal ter plaatse van het Kops plateau en de Hunnerberg (Romeinse castellum = fort, tussen de Berg en Dalseweg en de steilrand van de stuwwal). De Romeinen hebben grachten gegraven en rivierbeddingen verlegd om hun gebied beter en vooral gemakkelijker te kunnen verdedigen. Voorbeelden hiervan zijn de Drususgracht, de verbinding tussen de Rijn en IJssel, en in het westen van Holland de Vliet. Interessant is dat uit pollendiagrammen die gemaakt zijn van boringen aan de steile noordzijde van het Kops plateau, waar de Romeinse legerplaats stond, is op te maken dat de Romeinen vanaf het jaar 10 voor Christus het bos gekapt hebben. Dit blijkt uit het verdwijnen van pollen van bossoorten in de lagen uit die tijd (meer over Pollen en Biologie). In jongere lagen komen in deze monsters pollen voor van allerlei grassoorten en van tredplanten, en pollen die wijzen op een periode van graanteelt in een latere periode. Na het jaar 70 verlaten de Romeinen het Kops plateau, waarna het bos weer langzaam zijn positie herovert, zoals uit de toename van pollen van bossoorten blijkt. Ook zijn de legionairs na uit krijgsdienst gekomen te zijn begonnen met het maken van terrassen en de aanleg van boerderijcomplexen (villa's) op de warmste en vruchtbaarste plekken in de stuwwallen. Voor de bouw van huizen werd door hen de leem gebruikt uit de stuwwallen (speeltuin de Leemkuil, wellicht) om bakstenen en dakpannen te maken (zie kaartjes van de Romeinse nederzettingen). Vanaf de Middeleeuwen gaat de mens steeds meer invloed op het gebied uitoefenen. Op diverse plaatsen worde met water aangedreven molens gebouwd en molenvijvers worden aangelegd om het water uit de bronnen in de stuwwallen op te stuwen en te verzamelen. De terrassen-landbouw op de meest vruchtbare plekken wordt uitgebreid. In de vroege Middeleeuwen worden de eerste dijken aangelegd door de oeverwallen met elkaar te verbinden. Na het sluiten van de bandijken wordt in de zeventiende eeuw zelfs overgegaan tot het verleggen van waalbochten. Dit gebeurde bijvoorbeeld bij Gendt dat bedreigd werd door de meanderende Waal.

Om deze cache te loggen moet je een paar vragen beantwoorden en aan ons doormailen. Maak ook een foto met je GPSr in de hand bij het infobord en plaats die bij je log.


Vraag 1: Hoeveel hectare is de Heerlijkheid Beek groot?
Vraag 2: Wie brachten de Tamme Kastanjes hierheen?
Vraag 3: Aan wie werd in 1941 de Heerlijkheid Beek overgedragen?



Geology Rijk van Nijmegen


How the landscape around Nijmegen arose

Like in the other parts of the Netherlands, the soil at the surface of Nijmegen and surroundings consists mainly of 'young sedimentation material from abroad' deposited during the last 2.5 million years. Clay, sand and boulders have been transported as erosion products from the old mountains, like the Ardennes and the Eifel, but moreover from the younger Alps (arosen about 100 to 50 million years ago during the Cretaceous and Tertiary; see Geological time table) by precipitation and melting water with the Rhine, Meuse and Scheldt to the lower basin of the Northsea. Where now the Netherlands are located, a large plain of fluvial sedimentation material has been formed under influence of always shifting meanders of rivers. During Pleistocene, the oldest period during the Quartery epoch, about 2 million years ago, a number of glacial episodes have come and gone repeatedly. The determining factor for the growth of ice sheets is precipitation as snow in winter but moreover relatively low temperatures in summer so that a part of the snow remains and thus a nett accumulation of snow or ice occurs. The concensus is that several factors may cause such temperature decrease: changes in atmospheric composition (among which the CO2-concentration), variation in the earth' orbit with respect to the sun (excentricity; B), variations in angle of rotation axis of the earth relative to itsorbit around the sun (obliquity; C) and variation in precession (D) (the Milankovitch cycles)




Most important for the morphogenesis of the landscape around Nijmegen are the last two glacial ages, the Saalian glaciation (380 000 to 128 000 years ago*), and the Weichsel glaciation ( about 116 000 to 12 000 years ago*), as well as the interglacial Eemian (about 128 000 to 116 000 years ago*). The Holocene, the period after the last Ice Age, from about 12 000 year ago on, includes the era in which man has had a large impact on the landscape, also in Nijmegen: first on a local scale, like in the Roman time in which an army camp Noviomagus was settled, and furtheron from the industrial revolution on moreand more intensively, leading to urbanization.

Saalian glaciation: continental ice sheets, glacial tills and drought


The glacial Saalian, about 200 000 to 125 000 years ago, was named after the Saale, a side river of the Elbe. Other local names for this cold period are the Riss glacial in Mid-Europe (the Alpine area), the Wolstonian on the British Islands, the Moskovian or 'Dnieper valley in Russia amd the Illinoian in Northern America. During the Saalian glacial ages (map of Saalian in the Netherlands) the Scandinavian gletscher ice has spread over a large part of Northern Europe, in the Netherlands up to about the line Haarlem-Nijmegen. The slowly progressing heavy ice mass scrapped the meters-high frozen upperlayer over the relatively soft soaked and not frozen sunderlayer. During this process enormous scales of soil were pressed aside or forward and tilted to ridges (see below a scheme in Dutch on how these glacial tills were formed). This is how glacial tills or push moraines, called "stuwwal" in Dutch, arose in the regions Gooi, Utrecht Hills, Veluwe, Veluwe Rim, the area of Holterberg and Montferland, and also along the traject Nijmegen-Kleef (Link to the geomorphological map of the Netherlands showing the location of glacial tills). During the Saalian the temperature was over a long period in the average several degrees lower that the present average. Yet, the normal winter-summer fluctuations and relative temperature shifts over periods of decades or hundreds of years also occurred during such a glacial period. The huge amount of water in the states of ice and snow (The evaluated increase in ice was 15 to 44 x 106 km2 and the volume from 27 to 77 x 106 km3), caused a dramatic decrease in the quantity of water available for the geo-atmospheric cycle. Therefore the climate became drier and the sea level dropped with more than 100 meter, so that the south part of the Northsea became ground. Various sediments among which very fine one, which previously belonged to the sea bottom, became exposed to the air surface. In the Saalian the course of the Rhine, which had a much reduced debit, was deviated southwest by the ice mass and the glacial tills. The Rhine streamed through the present Niers valley and downstream from Gennep westwards together with the Meuse up to the northern part of the present Doggersbanks in the reduced Northsea. The Meuse, like the Scheldt and the Thames, had become an affluent of the Rhine (map of the rivers during the Saalian). Regarding the vegetation, the area south of the ice sheets concords best with a tundra, with hardly any trees. A kind of permafrost will have existed, but in the warmer years, the upper level of the soil will have thawed, and will have been washed away by the melt water over the surface of the frozen underlayer.


End of the Saalian - Eemian: Sandr and breakthroughs in the glacial tills.


At the end of the Saalian and during the transition to the warmer (interglacial) Eemian the ice tongues melted rapidly. The efflux by the rivers of melting water with sediments from the ice sheets and the glacial tills (fluvio-glacial sediments) raised tremendously. As a consequence at the south(west) side of the glacial till a kind of alluvial fan consisting of boulders, sand and loam particles, so-called Sandr plain (see figure here above). The most coarse debris sedimented closest to the glacial till, while finer particles, the smaller and lighter they were, were carried further away by the meltwater before sedimenting. The Niers valley and the entire Rhine/Meuse valley could not absorb the huge quantity of meltwater anymore. The water of the Rhine raised against the glacial tills situated south-east of Nijmegen, giving rise to a number (four?) of breakthroughs at places where the glacial tills was low. This is the reason while the Rhine nowadays streams (again) north of the Nijmegen glacial tills, but south of the glacial tills of Montferland and the Veluwe. The natural resource "De Gelderse Poort" which abounds in water, thus thanks its origin to these local disruptions of the glacial tills (more information on nature and recreation around Nijmegen). During the more humid and warm Eemian the formation of a river plain has continued; the process of sedimentation by Meuse, scheldt and Rhine proceeded, while the Northsea regained its earlier size due to the global raise in sea level. Thanks to the higher temperature a more or less united forestrial vegetation could be restored in these regions.



Weichselian: cold, drought and effect of the wind.


The Weichselian glaciation (50.000-10.000 years ago, named after the river Weichsel (=Wisla), corresponds to the Würm in the Alpine sequence, the Devensian Stage in the British Isles, Midlandian in Ireland, the Wisconsin Stage in North America and Pinedale glaciation in the Rocky mountains. In the Weichsel the Scandinavian ice sheet hardly reached the Netherlands, so that no new glacial tills were formed around Nijmegen. However, a repeat was observed of some of the above described conditions characteristic for the glacial era: the Northsea was again partly dry, and the fine sediments of loam particles became exposed. Due tot the cold climate a protective cover of vegetation lacked; at the most a tundra-like vegetation grew. At that time the (prepoundarily west) winds could carry away much of the fine sedimental material from the southern Northsea basin and deposit it at the lee of the glacial till. This is why nowadays löss depositions are found at the north-east side of the Nijmegen glacial till. Of course, such eolic (wind) deposition also occurred during the Saalian, but those sediments are not found back in the current Nijmegen region, because the fine löss material was dropped on the ice. The löss in the PorvinceLimburg, however, has been deposited in the earlier dry Saalian period, as well as the black earth in the Ukraine and further on in Russia.




Impact of man.


Excavations revealing hunting of mammoths have brought to the light that there was human activity in the areal corresponding to the Netherlands since the last glacial era. In the area called nowadays "Land over de Waal" (around Lent, Bemmel, Oosterhout, Nijmegen Waalsprong), 7000 years-old remnants of settlements dating from the stone age have been found by archeologists (article, in Dutch)in the soil. However, it is only with the arrival of the Romans that the impact of man on the landscape becomes evident. The great historian Tacitus described the landscape in the North of the country as "an area from which one can not say whether it belongs to the land or to the sea". But already then, people lived there there, who built even mounds to shelter for high water levels. At that time, the drier part of the country and the elevations of the glacial tills were covered by oak-beech forests (Querco-Fagetum). The wet river clay north of Nijmegen (the Betuwe) was covered with forests of alders (Alnetum)
The Roman have clearly marked the landscape, especially in the higher places in the Nijmegen region. One can think of the undercome for the soldiers in large camps (castra), like on the Nijmegen till at the locations called Kops plateau en Hunnerberg (Romeinse castella = fortification, between the "Berg en Dalseweg" and the steep slope of the moraine till). The Romans digged canals and moved river beds in order to get better access the entire region. Examples are the "Drususgracht", a connection between Rhine and IJssel, and in the west of Holland the Vliet. Interessing is that pollen diagrams of borings on the steep north side of the Kops plateau, the Roman camp, demonstrated that the Romans have cut down the woods from the year 10 BC on; pollen of certain tree species disappear from the layers dating that time on. In younger strati of these samples pollen of various grass species and plants resistant to trampling were found, and in a later stage also from cereals (more about Pollen and Biology). After the year 70 AC the Romans leav the Kops plateau, after which the woods slowy recover their position, as appears from the increase of pollen from forestrial species. Also after leaving service some legionairs began tolay terrasses and to construct farm complexes (villa's) in the warmest and most fertile places in the moraine tills. For building houses they used loam from the glacial tills (like probably where the present playing area "Leemkuil" is situated) to bake stones and roofing tiles (see maps of the Roman settlements). From the Middle-Ages on man's influence on the area becomes even more important. At various places water-powered mills are built and mill basins are digged to collect the water from the hills. The terrasses agriculture on the most fertile area expands. In the early Middle-Ages the first dikes are laid by connecting river banks together. After closing the bandijk (the main river dike) in the senteenth century some curves in the Waal are even straighted up, like near Gendt that was thread by the meandering Waal.


To log this cache you have to mail me the folloing answers. Also take a picture with you and your GPSr in your hand in front of the infoboerd place this with your log.

Question 1: How much hectare is Heerlijkheid Beek large?
Question 2: Who bring the tame chestnuts?
Question 3: To who in 1941, was the Heerlijkheid Beek transferred?






het cacheweer
Het weer in: Volkel (Nederland)

Additional Hints (No hints available.)