Francis (Frans) Rombouts (Hasselt, 22 juni 1631 - New York, 1691) werd geboren als zoon van Jan Rombouts en Johanna Saenen (gehuwd op 29 oktober te Hasselt), een welgesteld gezin uit de Demerstraat. Hij had een broer Laurent (°1623) die in 1641 aan de universiteit van Leuven afstudeerde en notaris werd te Hasselt. Vader Rombouts was rentmeester en ontvanger der boeten van de Luikse aartsdiaken. Hij werd slechts 37 jaar oud en overleed in 1634 toen zijn zoon Frans slechts drie jaar oud was. Zijn vrouw overleed in 1648 en Frans werd dus wees op 17-jarige leeftijd. Als weeskind trok hij naar het welvarende Amsterdam.
In Amsterdam was hij aanvankelijk klerk bij een koopman en deze stelt hem voor om in zijn opdracht, met een handelsmissie naar Nieuw Amsterdam (het latere New York) te varen. Door tegenslagen aldaar kon hij niet terugkeren naar Nederland, zodat hij zelf een lakenhandel opzette. Met zijn vennoot, Guliam Verplanck, stort hij zich ook op de pelshandel die vooral gevoerd wordt met de indianen.
Hij huwde aldaar met Helena, de dochter van Willem Teller, een Hollandse koopman. Samen hadden ze slechts één dochter Catharina. Zijn onderneming is erg succesrijk want Rombouts bouwde in de Heerestraat (nu Broadway, Manhattan) een stenen huis, met een grote tuin en een boomgaard er rond. Het was een der eerste stenen huizen aldaar. Het ging het echtpaar Rombouts zo voor de wind, dat ze buiten de stad aan de Hudson rivier nog een belangrijke eigendom zouden verwerven.
Op 42-jarige leeftijd wordt hij in 1673( Alderman, schepen) van de stad waar toen de Engelsen de scepter zwaaiden en die intussen New York heette. In 1679 wordt hij zelfs voor 16 maanden burgemeester van de nog jonge stad. De Rombouts Avenue in The Bronx is naar hem vernoemd. In 1690 werd hij door gouverneur Leisler benoemd tot lid van de 'Board of Admiralty', die de op de Fransen buitgemaakte schepen moest verkopen. Begin 1691 overleed Frans Rombouts.
Bron Wikepedia.