Licht is elektromagnetische straling in het frequentiebereik dat waarneembaar is met het menselijk oog, soms foutief met inbegrip vaninfrarood licht (met een iets lagere frequentie) en ultraviolet licht, met een iets hogere frequentie. Bij licht spreekt men meestal over degolflengte in vacuüm en lucht die bij een frequentie hoort, omdat in de meeste toepassingen met de golflengte gewerkt wordt. De golflengte is, anders dan de frequentie, afhankelijk van de stof waar de straling doorloopt. Het zichtbare spectrum strekt zich uit overgolflengten van ongeveer 380 nm (nanometer) (violet) tot 780 nm (rood) in vacuüm en lucht. In vacuüm plant licht zich, zoals alle elektromagnetische straling, voort met de lichtsnelheid. Lichtkwanta, die in de kwantumoptica een rol spelen, worden fotonen genoemd.
De drie variabelen die licht beschrijven, zijn de lichtsterkte (ofwel amplitude), de kleur (ofwel frequentie of golflengte) en de polarisatie, ofwel de trillingsrichting, die altijd loodrecht op de voortplantingsrichting staat. Het onderzoeksveld over licht en de wisselwerking van licht met materie heet optica.
Ontstaan van licht[
Als atomen genoeg verhit worden, of op een andere manier in een aangeslagen toestand terechtkomen, kunnen de buitenste elektronen op een hoger ofwel geëxciteerd energieniveau komen. Wanneer een elektron terugkeert naar een lager energieniveau, wordt de vrijgekomen energie in de vorm van een foton uitgezonden. Deze energie van een foton bepaalt de frequentie en dus de golflengte en daarmee de kleur van het licht.
Lichtsnelheid en voortplantingsrichting
Licht plant zich voort in vacuüm met een snelheid van per definitie 299 792 458 meter per seconde. In een medium als water, lucht of glas is de snelheid lager. Dit komt door de interactie tussen de elektrische vector van de lichtgolven en de elektronenwolken om de atomen waaruit het medium is opgebouwd. De verhouding tussen de lichtsnelheid in vacuüm en de lichtsnelheid in een medium is de brekingsindex van dat medium.
In de speciale relativiteitstheorie wordt gepostuleerd dat de lichtsnelheid in vacuüm een natuurkundige constante is, die zelfs niet, zoals voor de formulering van deze theorie in 1905 werd aangenomen, afhangt van de bewegingstoestand van de waarnemer ten opzichte van de lichtbron.
EREPODIUM: FTF:WBKWADRAAT STF:MARIAN 1959 TTF:GEOGERT44