Skip to content

24 - I ♥ Holland : ABC Eilanden Mystery Cache

Hidden : 1/11/2019
Difficulty:
2 out of 5
Terrain:
1.5 out of 5

Size: Size:   small (small)

Join now to view geocache location details. It's free!

Watch

How Geocaching Works

Please note Use of geocaching.com services is subject to the terms and conditions in our disclaimer.

Geocache Description:


IK HOU VAN HOLLAND

Welkom bij de serie “Ik hou van Holland”!

Deze art bestaat uit 99 mysterie puzzels en een bonus. De puzzels zijn een tocht langs veel bekende en onbekende weetjes over Nederland van “vroeger en nu”. De informatie voor de bonus vind je onderweg.

Voor het veldwerk wacht een fietsroute van ongeveer 80 km over het oostelijk deel van het eiland “Goeree-Overflakkee”, die indien gewenst op te delen is in twee ronden van ca 40 km.

Voor meer detail informatie over de hele route verwijzen we je naar de bonus https://coord.info/GC7ZVK0. Eventuele wijzigingen of problemen op de route zullen ook op deze pagina worden benoemd.

Op de route liggen ook vele andere caches, genoeg voor meerdere dagen cacheplezier.

Veel plezier met puzzelen en het veldwerk!

Omschrijving


DE ABC-EILANDEN

De ABC-eilanden bestaan uit Aruba, Bonaire en Curaçao en behoren tot de Benedenwindse Eilanden van de Kleine Antillen. De eilanden worden in Nederlandse context ook wel als de Benedenwindse Eilanden aangeduid.

Aruba, Bonaire en Curaçao liggen voor de kust van Venezuela. Aruba en Curaçao hebben een status aparte binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Bonaire is sinds oktober 2010 een bijzondere gemeente van Nederland. De omgangstaal op de ABC-eilanden is Papiaments. Dit in tegenstelling tot de Bovenwindse Eilanden binnen het Koninkrijk, waar Engels de omgangstaal is.

Aruba

Aruba is een land binnen het Koninkrijk der Nederlanden, gelegen op 23 kilometer ten noorden van het schiereiland Paraguaná van de Venezolaanse deelstaat Falcón. Het behoort tot de ABC-eilanden van de Kleine Antillen. Aruba heeft een bevolking van 115.120 (2017) inwoners en met een oppervlakte van 180 km² is het ongeveer even groot als het Nederlandse waddeneiland Texel. Het eiland is vrij droog met weinig van de weelderige tropische vegetatie die in de Caraïben gebruikelijk is.

Omschrijving

Aruba werd ontdekt in 1499 door Alonso de Ojeda, Amerigo Vespucci en Juan de la Cosa. Het eiland werd samen met Bonaire en Curaçao door de Spaanse Koning aan Juan Martín de Ampués in eigendom gegeven en werden ook de "Islas de Los Gigantes" genoemd. Een bekend werk dat de hele geschiedenis vertelt van het begin van de Spaanse conquista en kolonisatie is de "Elegias de varones ilustres de Indias", geschreven door Juan de Castellanos.

In 1636 werd Aruba overgenomen door de Nederlanders.

In de 19e eeuw verbleef generaal Francisco de Miranda enkele weken op Aruba met een groep van ongeveer 300 vrijheidsstrijders. Op 19 augustus 1806 verspreidde hij een proclamatie onder de bewoners van Aruba.

Aruba was tussen 1807 en 1816 in de handen van de Engelsen. In 1824 werd goud ontdekt, dat tot 1916 door een Engelse maatschappij gewonnen werd. Bij de totstandkoming in 1865 van het nieuwe Regeringsreglement werd door de minister van Koloniën geconstateerd dat de enige band tussen de eilanden de onderhorigheid aan de Nederlandse Staat was.

In 1879 begon men met een fosfaatwinningsmaatschappij op Aruba bij de Sero Colorado. De ondergrondse tunnels zijn tegenwoordig nog aanwezig.

In 1907 ontstond een fel protest van Arubaanse handelaren tegen de vermeend stiefmoederlijke behandeling door Nederland van Aruba. In 1933 bood de Raad van Politie van Aruba een petitie aan aan de Koningin voor een meer losse, zelfstandige status, mogelijk geïnspireerd door het Statuut van Westminster van het Britse Gemenebest van 1931.

In 1947 werd door het Arubaanse volk een petitie opgesteld voor "separacion", "verlaating" (secessierecht) en werd na een grootse volksdemonstratie voor volkomen zelfstandigheid, een dergelijke onafhankelijkheid vastgelegd in Aruba’s eerste “STAATSREGLEMENT” volgens de wens van het Arubaanse volk: Aruba als volkomen autonoom staat/land, lid van het Koninkrijk, rechtstreeks onder de Kroon. Actief kiesrecht hebben de op Aruba geboren Nederlanders, en elders geboren Nederlanders die ten minste 10 achtereenvolgende jaren op Aruba hebben gewoond. Daarmee werd dus al in 1947 duidelijk gedefinieerd wie als Arubaans burger beschouwd kan worden.

Op 15 maart 1952 werd wederom een definitie van het Arubaans burgerschap vastgesteld. Deze keer in een motie van de Eilandsraad van Aruba: voor een kiesstelsel, waarbij de op Aruba geborenen en hun kinderen, waar ook geboren, mits Nederlanders, in de volksvertegenwoordiging een meerderheid hebben5. Dit voorstel werd aangenomen met 16 stemmen vóór en 5 stemmen tegen.

Gedurende de Conferentie van 1972 in Suriname stelde de heer Yarzagaray: “Wij zullen wel een oplossing vinden, maar Aruba zal nooit een tweederangs nationaliteit accepteren!”. Terug op Aruba begon de MEP op planmatige wijze het Arubaanse volk op Aruba's onafhankelijkheid voor te bereiden. Men ging hiervoor naar de Verenigde Naties en naar de buurlanden om steun voor het voorbereiden van een referendum. Aruba kreeg onder andere steun van Venezuela, Panama en Costa Rica en men reisde ook naar Londen voor de steun van de "Socialist International", waarvan de MEP later lid werd.

In 1976 werd voor het eerst een datum voor Aruba’s onafhankelijkheid vastgelegd, te weten voor 1981; 18 maart werd Dag van Aruba’s Vlag en Volkslied, hiermee twee symbolen van Aruba’s soevereiniteit en onafhankelijkheid verenigend.

In april 1978, met de ondertekening van het “Protocol van W’stad” werden Aruba’s Zelfbeschikkingsrecht en Onafhankelijkheid en ook van de andere eilanden officieel erkend. Dit leidde tot de Rondetafelconferentie in 1981, waar Aruba in een eindnota haar datum voor onafhankelijkheid nu verlegde naar het jaar 1991.

1983: Aruba's De-Kolonisatie Accoord: Aruba ging met de al vastgelegde datum in 1981 voor haar onafhankelijkheid voor 1991, naar de Rondetafelconferentie in 1983, en zo kreeg Aruba eindelijk de “Status Aparte” vastgelegd voor 1 januari 1986: tegelijk met de datum voor een nieuwe rechtsorde voor een gemenebest sui generis, voor een nieuwe, moderne Koninkrijk vastgelegd voor: 1 januari, 1996.

De grondwet van Aruba werd op 9 augustus 1985 unaniem aangenomen. Op 12 december werd het zeegebied in een Rijkswet vastgelegd (Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden 1985, nr. 665; Rijkswet Staatsblad 1985, Nr. 664).

Op 1 januari 1986 werd Aruba afgescheiden van de Nederlandse Antillen en werd het een volkomen zelfstandig en autonoom land binnen het Koninkrijk der Nederlanden (status aparte): Aruba verkreeg net als Nederland en de Nederlandse Antillen de hoedanigheid van volwaardig land binnen het Koninkrijk. Op 6 januari 1989 waren er voor het eerst sinds het verkrijgen van de status aparte verkiezingen. Deze werden gewonnen door de MEP, die 10 van de 21 zetels behaalde.

Uitgaande van het recht op zelfbeschikking van elk der eilanden, aanvaardde men het besluit van Aruba om gebruik te maken van zijn zelfbeschikkingsrecht door definitief te kiezen voor de onafhankelijkheid. Nederland zou voor het verkrijgen van Aruba’s volkenrechtelijke erkenning alle steun verlenen. In 1991 hebben Nederlandse en Arubaanse politici echter alsnog afgezien van de stap naar volledige onafhankelijkheid.

Bonaire

Bonaire (Papiaments: Boneiru) is een Nederlands eiland in het Caribische deel van Nederland, dat sinds 2010 bestuurlijk als Caribisch openbaar lichaam een bijzondere gemeente vormt. Het is gelegen in het zuidelijke deel van de Caribische Zee, voor de kust van Venezuela, en behoort tot de ABC-eilanden van de Kleine Antillen. De hoofdstad van Bonaire is Kralendijk; een verbastering van Koralendijk (dijk van koraal). De oudste nederzetting is Rincon, Spaans voor "hoek".

Omschrijving

De eerste bewoners van Bonaire waren de Caiquetio-indianen die het eiland vanaf Venezuela bereikten rond 1000 n. Chr. Restanten van deze indiaanse cultuur zijn onder andere te vinden in de vorm van rotstekeningen in de buurt van Onima aan de oostkust van Bonaire.

In 1499 landden Alonso de Ojeda en Amerigo Vespucci als een van de eerste Europeanen op Bonaire. Zij namen het eiland voor Spanje in bezit. Omdat1 Bonaire geen goud had en niet geschikt was voor de landbouw zagen de Spanjaarden geen noodzaak een kolonie te stichten en rekende het samen met Curaçao en Aruba tot de 'islas inútiles'. De lokale indianen werden afgevoerd om als slaven te dienen in plantages in Zuid-Amerika. In 1526 introduceerden de Spanjaarden vee op Bonaire. Als gevolg hiervan komen ezels (of buriku) en geiten (of kabritu) er in het wild voor.

 

Ondertussen ontstond een kleine gemeenschap op het eiland in het plaatsje Rincon, dat in een vallei tussen de heuvels veilig was voor piraten. De mensen uit deze gemeenschap waren vooral veroordeelden en krijgsgevangenen.

In 1636 veroverde Nederland Bonaire op de Spanjaarden. Het kwam onder het gezag van Wouter van Twiller, gouverneur van de nieuwe Nederlanden, en kwam onder bestuur van de West-Indische Compagnie. Deze importeerde een klein aantal slaven voor landbouw (voornamelijk hout, maïs en zoutwinning). Slaven die in de zoutwinning werkten, verbleven in slavenhutjes bij de zoutpannen, nauwelijks hoger dan 2 meter. Deze hutjes zijn nog steeds te zien op Zuid-Bonaire. De slavernij is er in 1863 afgeschaft.

In het begin van de negentiende eeuw verloor Nederland de heerschappij over de Antillen twee maal aan Groot-Brittannië. Toen de eilanden in 1816 definitief aan Nederland werden toegewezen, bouwde de Nederlandse overheid Fort Oranje in Kralendijk om het eiland te beschermen. De kenmerkende vuurtoren in het fort is gebouwd in 1868. Zout was inmiddels de grootste bron van inkomsten voor het eiland. De productie was zo groot geworden dat er vier obelisken gebouwd werden om de schepen naar de zoutpannen te leiden. Inmiddels wordt het zout vooral gebruikt voor vaatwasmachines, cosmetica en een deel als consumptiezout. De rechten van AKZO op de zoutwinning zijn al een aantal jaren geleden overgedaan aan Cargill, een Amerikaans bedrijf.

Gedurende de Tweede Wereldoorlog diende de locatie waar nu het Divi Flamingo Beach Resort & Casino staat als interneringskamp voor voornamelijk Duitsers en Oostenrijkers die op de Antillen woonden. Dezen werden namelijk ernstig gewantrouwd. Ze zouden de gigantische olieraffinaderijen op Aruba en Curaçao, die de geallieerde luchtvloot van kerosine moesten voorzien, weleens kunnen saboteren. Het kamp was van 19404 tot 1947 operationeel. In totaal zijn er in deze periode 461 mensen zonder enige vorm van proces geïnterneerd geweest, de meesten van hen volstrekt onschuldig. Veel Duitsers die werden geïnterneerd waren juist gevlucht voor het Nazi-geweld. De leeggekomen barakken werden na de oorlog omgebouwd tot het eerste hotel van Bonaire: Zeebad.

In de twintigste eeuw werden de twee aanlegpieren in de haven van Kralendijk vernieuwd, waardoor de grote cruiseschepen er eenvoudig kunnen afmeren. Ook werd het vliegveld, Flamingo Airport, aangelegd.

Onder koningin Juliana werden de Antillen in 1954 een autonoom deel van het Koninkrijk der Nederlanden. Toen de Nederlandse Antillen op 10 oktober 2010 als land werd opgeheven, werd Bonaire een Bijzondere gemeente van Nederland. Op 12 september 2012 mochten inwoners van Bonaire voor het eerst stemmen bij verkiezingen voor de Tweede Kamer.

Curaçao

Curaçao (Papiaments: Kòrsou) is een eiland in de zuidelijke Caraïbische Zee, voor de kust van Venezuela. Met het onbewoonde Klein Curaçao is Curaçao een land binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Tot 10 oktober 2010 was het een eilandgebied en het grootste eiland van de Nederlandse Antillen. De hoofdstad en grootste plaats op het eiland is Willemstad, tevens voormalig hoofdstad van de Nederlandse3 Antillen.

Omschrijving

Prekoloniale geschiedenis

De vroegste sporen van menselijke bewoning op Curaçao zijn te vinden in Rooi Rincon. Het betreft een abri, een natuurlijke overhang in de rotsen gebruikt door preceramische bewoners. Deze indianen waren niet bekend met aardewerk. De resten die zijn aangetroffen bestaan uit afvalhopen van schelp, dierlijk botmateriaal en steen. De voorwerpen zijn van steen en schelp gemaakt, die voor verschillende doeleinden kunnen zijn gebruikt. Ook zijn hier rotstekeningen aanwezig. De datering van deze oudste resten van Curaçao ligt tussen ca. 2900 en 2300 v.Chr. Vergelijkbare resten en menselijke graven zijn bekend van de St. Michielsberg, ca. 2000 tot 1600 v.Chr.

Resten van aardewerk uit de ceramische periode zijn gevonden bij onder andere Knip en San Juan. De dateringen liggen tussen ca. 450 en 1500 na Christus. Het materiaal behoort tot de Dabajuroid-cultuur. Deze mensen worden Caquetio genoemd. Op basis van hun taal deelt men deze voormalige Indiaanse bewoners in bij de Arowakken. De Caquetíos leefden in kleine nederzettingen met tot ongeveer 40 inwoners. De dorpjes lagen vaak in de buurt van binnenbaaien aan voornamelijk de zuidkust. De latere Caquetíos leefden van kleinschalige verbouw van onder meer cassave, van visserij, het verzamelen van schelpdieren en van jacht op klein wild. Daarnaast dreven zij handel met Indianen van andere eilanden en van het vasteland. Woonplaatsen zijn gevonden bij onder andere Knip en Santa Barbara.

Wetenschappelijke aandacht voor de eerste bewoners van de Nederlandse Antillen was er al vroeg. Zo voerde de amateur A.J. van Koolwijk in de 19e eeuw veldverkenningen uit. Ook inventariseerde hij de rotstekeningen op het eiland. Sindsdien hebben velen zich beziggehouden met de vroegste bewoners van Curaçao1.

De Spaanse periode

Curaçao werd in 1499 op 26 juli "ontdekt" door de Spanjaard Alonso de Ojeda. Op dat moment woonden er ongeveer 2000 Caquetio op het eiland. In 1515 werden vrijwel alle Caquetio als slaven weggevoerd naar Hispaniola. De Spanjaarden vestigden zich op het eiland in 1527. Het eiland werd echter bestuurd vanuit een van de Spaans-Venezolaanse steden. De Spanjaarden importeerden veel exoten naar Curaçao. Paarden, schapen, geiten, varkens en rundvee werden vanuit Europa of een van de Spaanse koloniën op het eiland geïntroduceerd. Ook diverse uitheemse bomen en planten werden door de Spanjaarden aangeplant.

Dat was vaak een kwestie van trial and error. Daardoor komt het dat zij ook gewassen en landbouwmethoden van de Caquetio leerden kennen en gebruiken. Parallellen op andere Caraïbische eilanden zijn uit bronnen bekend. Niet alle ingevoerde exoten hadden evenveel succes. Met het vee ging het in het algemeen goed; de Spanjaarden lieten het vee los lopen in de kunuku en op de savannes. Het vee werd gehoed door Caquetio en Spanjaarden. Schapen, geiten en rundvee deden het relatief het beste. Volgens historische bronnen waren er duizenden op het eiland. Met de landbouw ging het daarentegen beduidend slechter. Omdat de opbrengsten van de Curaçaose agricultuur teleurstellend waren, de zoutpannen geen hoge opbrengst hadden en er geen edelmetalen te vinden waren, noemden de Spanjaarden het eiland een "isla inutil", een nutteloos eiland.

Na verloop van tijd nam het aantal Spanjaarden dat op Curaçao0 woonde af. Daarentegen stabiliseerde het aantal Indiaanse bewoners zich. Vermoedelijk vond er door natuurlijke aanwas, terugkeer en kolonisatie, zelfs bevolkingstoename van de Caquetio plaats. In de laatste decennia van de Spaanse bewoning werd Curaçao gebruikt als een grote veehouderij. Spanjaarden woonden dan rond Santa Barbara, Santa Ana en in dorpjes op het westelijke deel van het eiland. Caquetio woonden voor zover bekend verspreid over het eiland.

De West Indische Compagnie

De op het eiland aanwezige Spanjaarden gaven zich na een inval van de West-Indische Compagnie (WIC) in augustus 1634 bij San Juan over. De ongeveer dertig Spanjaarden en een groot deel van de Taíno werden door de Nederlanders naar Venezuela gebracht en daar aan wal gezet. Ongeveer dertig Taíno-gezinnen mochten op het eiland blijven wonen. De reden voor de inval en verovering was, dat de WIC op zoek was naar een uitvalsbasis voor handel en kaapvaart. Curaçao lag gunstig ten opzichte van de Spaanse koloniën op het vasteland. Ook had het de beste haven tot dan toe bekend in het Caraïbisch gebied. Daarnaast zocht de WIC naar een goede bron van zout. Zowel op de kust van Venezuela als op Bonaire waren goede zoutpannen te vinden. Op Curaçao zelf was campêchehout9, een grondstof voor een natuurlijke verf, vee, kalk en brandstof te vinden.

Na de verovering consolideerde de WIC zijn aanspraken door fortificaties te bouwen. Omdat drinkwater van levensbelang was werd in 1634-35 een fort gebouwd bij de waterbron aan de noordoostkant van de Sint Annabaai. Dit fort bestond uit aarden wallen met een palissade en enkele stukken geschut. Rond het fort werden voetangels gestrooid. In 1635-36 werd begonnen met de bouw van Fort Amsterdam op Punda. De eerste bouwfase werd onder leiding van admiraal Johan van Walbeek aangelegd in de vorm van een vijfpuntige ster en bestond uit een kern van aarde en koraal. Hiertegen werd een schil opgetrokken van met klei gemetseld koraal. Later werd deze schil opgetrokken uit metselwerk0.

In de eerste drie jaren waren de leefomstandigheden voor de WIC'ers slecht. Voor voedsel en bouwmateriaal was men grotendeels afhankelijk van import uit Europa. De toevoer was zeer onregelmatig, er kon meer dan een half jaar voorbijgaan zonder aanvoer. Gevolg was dat veel loslopend vee werd gevangen en geslacht. Ander voedsel ging op rantsoen. Water moest vanaf de bron naar de Punda worden gebracht. Soldaten en oversten sliepen in tenten. Een deel van de soldaten werd door barre0 woonomstandigheden, slechte voedselvoorziening en het harde werk, maar vooral door de eentonigheid en verveling ontevreden. Er leek muiterij op handen, maar dit werd afgewend door de rantsoenen te verhogen en drank aan te bieden. Van Walbeek schreef naar de Heren XIX, dat hij aanraadde om de salarissen en rantsoenen te verhogen, omdat de soldaten niet waren aangenomen om fortificaties te bouwen.

Consolidatie

De Spanjaarden smeedden plannen om Curaçao te heroveren op de Nederlanders. Informatie over troepenmacht, fortificaties, buitenposten, voedselvoorraad en ammunitie werd verzameld op drie manieren. Indianen die op Curaçao woonden werden ontvoerd en verhoord. WIC-ers die zout kwamen halen op de kust van Venezuela werden gevangengenomen en verhoord. Ten slotte stuurden Spanjaarden spionnen naar Curaçao. Twee landingsplaatsen lagen voor de hand: Piscaderabaai en het Spaanse Water. Het Schottegat was te goed verdedigd. De Spanjaarden brachten hun plannen ten uitvoer en voeren uit met een aantal schepen. Deze zijn door een storm afgedreven en hebben Curaçao nooit bereikt. Voor de WIC een geluk; de Spaanse troepenmacht was sterker en had vermoedelijk gewonnen.

De Heren XIX in Amsterdam waren vanaf 1634 verdeeld over de toekomst van Curaçao. De4 fortificaties en manschappen hadden veel geld gekost en de opbrengsten waren mager. Toch werd Curaçao aangehouden, vermoedelijk meer een gevolg van besluiteloosheid dan van een beredeneerd besluit. Na verloop van tijd bewees Curaçao zijn waarde voor de WIC. Na het verlies van Nederlands-Brazilië in 1654 werd Curaçao steeds belangrijker. Door de gunstige geografische positie was zowel handel op Terra Fierme, in Venezuela, als op andere Caraïbische eilanden mogelijk. Ook onderhield men contacten met koloniën in Noord-Amerika, waaronder Nieuw-Nederland.

De Curaçaose bevolking groeide gestaag, mede door de komst van Sefardische Joden uit Brazilië. Ook stelde de WIC Curaçao open voor planters; Europeanen die zich wilden vestigen om landbouw te bedrijven. Ook soldaten die hun tijd uitgediend hadden waren welkom om te blijven. Vanzelfsprekend was het doel om voldoende voedsel voor de Curaçaose bevolking te produceren. Daarnaast wilde de WIC ook, dat planters handelsgewassen gingen verbouwen. Hiertoe behoorden onder meer indigo, katoen, tabak, Turkse tarwe of sorgo en suikerriet. De oudste tuinen, dat waren de boerderijen, worden vermeld vanaf het begin van de Nederlandse aanwezigheid. De eerste plantages werden aangelegd vanaf rond 1650. Hato1, Savonet, St. Barbara, Santa Maria, Piscadera, Groot en Klein Sint Joris en San Juan zijn er enkele van. Een deel van de plantages bleef in bezit van de WIC.

Slavenhandel en vrijhaven

In 1665 begon de WIC met slavenhandel. De slaven werden aangevoerd uit West-Afrika en werden op Curaçao aan land gebracht, waar ze na de "middle passage" enige tijd konden aansterken. De slaven werden verhandeld op een plaats die nu Asiento heet, en ook op de plantage Zuurzak. (nu villapark zuurzak) Al snel ontstond hier de belangrijkste regionale slavernij. De WIC leverde slaven tegen zeer scherpe prijzen en concurreerde zo de Engelse, Franse en Portugese handelaren de markt uit. Slaven werden door handelaren gekocht en vervolgens verscheept naar diverse bestemmingen in Midden-Amerika en Zuid-Amerika. Een relatief klein deel van de aangekomen Afrikanen bleef op Curaçao. De meesten hiervan kwamen terecht op een van de plantages. Een deel werd door handelaren en ambachtslieden gekocht en bleven zo in de omgeving van Willemstad. Willemstad ontstond in de tweede helft van de 17e eeuw en lag direct naast het fort, op het huidige Punda. In de 18e eeuw werden ook (pak)huizen op Otrobanda gebouwd. Vanwege de vrije geschutslinies waren er wel regels verbonden aan de bouw van huizen op Otrobanda.

De WIC maakte Curaçao in 1674 tot vrijhaven waardoor het een sleutelpositie verkreeg in de internationale handelsnetwerken. Mede hierdoor werd het in de 17e eeuw een van de welvarendste eilanden in het Caraïbisch gebied. Dit zette kwaad bloed bij andere mogendheden, met name Engeland en Frankrijk. Een gevolg daarvan was dat Curaçao in 1713 korte tijd werd belegerd door de Franse kaapvaarder Jacques Cassard, die zich ten slotte liet afkopen. De belegering had nadeel berokkend aan de bewoners van het eiland. Uitvoerig gespecificeerde lijsten van de geleden schade zijn bewaard gebleven in het OAC in het Nationaal Archief Den Haag. In 1716 brak er een kleine slavenopstand uit, maar de opstandelingen werden opgepakt. Tien opstandelingen, waaronder Maria, werden ter dood veroordeeld.

In de 18e eeuw probeerde Curaçao2 zijn handelspositie te consolideren. De handel in Venezuela en andere Spaanse koloniën werd echter verhinderd door de Spaanse kustwacht. Deze was speciaal aangesteld om de illegale handel vanuit Venezuela in tabak en cacao een halt toe te roepen. De Engelsen en Fransen werden in het Caraïbisch gebied steeds sterker. De positie van Curaçao nam mede door deze factoren in belang af. Ook was van belang, dat Curaçao niet geschikt was voor de grootschalige verbouw van suikerriet, katoen, tabak of andere tropische plantagegewassen. Pogingen daartoe werden eind 17e en begin 18e eeuw gestaakt. De landbouw van Curaçao richtte zich op voedselvoorziening voor de eigen bevolking. Desondanks moest een deel van het voedsel worden geïmporteerd. Slavenhandel bleef de belangrijkste bron van inkomsten voor de Nederlanders, niet het minst vanwege de concurrerende prijzen van de slaven.

Nederlandse kolonie

Na het faillissement van de WIC in 1791 werd Curaçao een echte Nederlandse kolonie. In 1795 kwamen de slaven op Curaçao in opstand. De opstand stond onder leiding van Tula, een slaaf die een centrale rol speelt in de geschiedenis van Curaçao, de opstand werd na een korte periode neergeslagen. In 1800 werd Curaçao bezet door de Britten, die in 1803 door de plaatselijke bevolking werden verdreven. In 1807 veroverden de Britten het eiland opnieuw. In 1816 kregen de Nederlanders Curaçao terug en viel Curaçao weer onder het Nederlands bestuur. Om de bestuurskosten te verlagen werden de West-Indische koloniën in 1828 teruggebracht tot één kolonie met een Gouverneur-Generaal in Paramaribo. In 1845 kwam men hier gedeeltelijk op terug omdat het besturen van de eilanden vanuit Suriname niet goed werkte. Vanaf dat jaar waren er weer twee West-Indische koloniën:

Suriname

Curaçao en Onderhorigheden, zowel de Bovenwindse als de Benedenwindse Eilanden

In navolging van Engeland (1834) en Frankrijk (1848) werd door de Nederlandse regering in 1863 de slavernij afgeschaft. De slaveneigenaren werden voor het verlies van hun eigendom door de Nederlandse staat met 200 gulden per slaaf gecompenseerd.

Tot in het begin van de twintigste eeuw leefde Curaçao van handel, landbouw en visserij. Het economische tij keerde in 1914 toen grote aardoliereserves in Venezuela werden ontdekt. Shell vestigde meteen een olieraffinaderij op het eiland, Raffinaderij Isla, bij Asiento - waar eerder in slaven gehandeld werd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog speelde het eiland een belangrijke rol bij de levering van brandstof voor de geallieerde troepen.

In 1954 verkreeg Curaçao samen met de andere Nederlandse Antillen politieke autonomie.

Arbeidersopstand van 1969

In de jaren veertig en vijftig bracht de raffinaderij welvaart en modernisering voor het eiland, maar de welvaart was ongelijk verdeeld. De pas ontstane Curaçaose arbeidersklasse werd steeds ontevredener met de loonpraktijken van de Koninklijke Shell. Ook was de deelname van de Afro-Curaçaose bevolking aan het politiek proces nog beperkt. Op 30 mei 1969 brak een arbeidersopstand uit bij de ingangspoort van de Shellraffinaderij. Tijdens de opmars naar de binnenstad werd onder andere de vakbondsleider Wilson Godett neergeschoten en staken woedende arbeiders panden in Punda en Otrobanda4 in brand.

Nadat de lokale regering Nederlandse mariniers had laten overvliegen om de orde te herstellen, werd er flink gewerkt om de overheid te 'Antillianiseren'. Deze gebeurtenis gaat de boeken in als Trinta di mei. Wilson Goddett8 heeft zelfs enige tijd een bestuurlijke functie vervuld.

In de jaren tachtig verliet Shell Curaçao. De olieraffinaderij werd van toen af aan door het eilandgebied verhuurd aan de Venezolaanse staatsoliemaatschappij, de PDVSA. De olieraffinaderij veroorzaakt vrijwel permanent een ernstige luchtverontreiniging op een strook van het eiland ten zuidwesten van de raffinaderij. Hier ontstaat steeds meer weerstand tegen. Een en ander wordt op Curaçao "de schande van Shell" genoemd5.

Status aparte

Hoewel het op 10 oktober 2010 een status aparte heeft gekregen vergelijkbaar met Aruba is de band met Nederland nog sterk. Dat blijkt uit het rechtstreeks inhuldigingsverslag van Willem-Alexander der Nederlanden.

In tegenstelling tot Nederland, maakt het eiland geen deel uit van het grondgebied van de Europese Unie en hoeft om die reden Curacao, gelijk Aruba en Sint Maarten , dan ook niet te voldoen aan het Europees recht noch de euro als wettelijk betaalmiddel in te voeren. Door de bijzondere relatie met Nederland, de zgn. LGO-status, komen de eilanden wel in aanmerking voor Europese fondsen en EU brede samenwerkingsovereenkomsten zoals het Erasmus+ programma. Verder bezitten de inwoners van het Caribische deel van het Koninkrijk der Nederlanden naast de Nederlandse nationaliteit ook het Europees burgerschap.

EN DAN NU…DE PUZZEL!

ABC Eilanden

U kunt uw oplossing valideren met certitude.

Additional Hints (Decrypt)

Ynnt, npugre ebbq jvg

Decryption Key

A|B|C|D|E|F|G|H|I|J|K|L|M
-------------------------
N|O|P|Q|R|S|T|U|V|W|X|Y|Z

(letter above equals below, and vice versa)