IK HOU VAN HOLLAND
Welkom bij de serie “Ik hou van Holland”!
Deze art bestaat uit 99 mysterie puzzels en een bonus. De puzzels zijn een tocht langs veel bekende en onbekende weetjes over Nederland van “vroeger en nu”. De informatie voor de bonus vind je onderweg.
Voor het veldwerk wacht een fietsroute van ongeveer 80 km over het oostelijk deel van het eiland “Goeree-Overflakkee”, die indien gewenst op te delen is in twee ronden van ca 40 km.
Voor meer detail informatie over de hele route verwijzen we je naar de bonus https://coord.info/GC7ZVK0. Eventuele wijzigingen of problemen op de route zullen ook op deze pagina worden benoemd.
Op de route liggen ook vele andere caches, genoeg voor meerdere dagen cacheplezier.
Veel plezier met puzzelen en het veldwerk!
HET NEDERLANDSE VOLKSLIED
Het Wilhelmus is sinds 1932 officieel het Nederlandse volkslied. De tekst is omstreeks 1570 geschreven op een bestaande melodie, de huidige variant van die melodie dateert uit het begin van de 17e eeuw. Het Wilhelmus wordt beschouwd als een der oudste volksliederen ter wereld, al is de tekst van het Japanse volkslied ouder. De tekst van het lied is in de mond gelegd van Willem van Oranje, alsof hij die zelf uitgesproken heeft. Voor dat laatste bestaat echter geen enkel bewijs. De tekst weerspiegelt Willem van Oranjes tweestrijd inzake de opstand in de Nederlanden: enerzijds probeert hij als vertegenwoordiger van het staatsgezag trouw te zijn aan de Spaanse koning, anderzijds volgt hij zijn geweten dat hem voorschrijft in de eerste plaats God en het Nederlandse volk te dienen. Het lied was populair als militaire mars, maar raakte daarna in vergetelheid tot het in de 19e eeuw opnieuw werd ontdekt. Het was aanvankelijk vooral populair in oranje gezinde en confessionele kringen, maar werd tijdens de Tweede Wereldoorlog tot min of meer onomstreden nationaal symbool. Van het Wilhelmus wordt meestal het eerste couplet gezongen, soms gevolgd door het zesde.
Opbouw
Het lied bestaat uit vijftien coupletten, die een acrostichon vormen: de eerste letters van de coupletten vormen de naam Willem van Nassov. De v is hierin als Romeinse letter een u en de coupletten die destijds met een s begonnen, hebben in hedendaags Nederlands een z als beginletter.
Het Wilhelmus is daarnaast een complex chiasme, waarbij de 15 stanza's inhoudelijk gekruist zijn: de 1e met de 15e, de 2e met de 14e enzovoorts. De 8e stanza komt zodoende centraal te staan. Hierin wordt de essentie van het Wilhelmus geopenbaard: de vergelijking tussen Willem van Oranje en de Bijbelse koning David, aan wie beiden een koninkrijk toekomt.
Tekst
De herkomst van de tekst is niet met zekerheid bekend. Hierover bestaan verschillende theorieën. Het Wilhelmus is een geuzenlied en de meeste teksten van geuzenliederen waren anoniem, omdat op het maken van opstandige liederen destijds de doodstraf stond. De tekst wordt vaak toegeschreven aan Filips van Marnix van Sint-Aldegonde, maar concrete bronnen hiervoor ontbreken. In een scriptie van historica Gudrun Dekker-Schwichow (Rijksuniversiteit Groningen) uit 2008 wordt Marnix' auteurschap bevestigd op basis van muzikale en tekstuele parallellen van drie andere liederen van zijn hand. Marnix was dichter en een intimus van prins Willem. Hij had gestudeerd bij Calvijn in Genève en het Wilhelmus draagt daarvan de sporen. Volgens een andere theorie is de tekst door een onbekend gebleven dichter geschreven en daarna door Marnix bewerkt. Ook wordt Coornhert wel als auteur genoemd.
In 2016 kwam uit nieuw stylometrisch onderzoek Petrus Datheen naar voren als mogelijke schrijver van de tekst van het Wilhelmus. Nog een aanwijzing naar Datheen is dat hij in 1568 als prediker aanwezig was bij het beleg van Chartres en daar de melodie heeft kunnen leren kennen.
Wat betreft de datum staat wel vast dat de tekst geschreven is na mei 1568, omdat de tocht langs de Maas in het lied vermeld wordt, en waarschijnlijk vóór april 1572, omdat de verovering van Den Briel niet bekend lijkt in het lied. De oudste aanwijsbare vermelding van het lied dateert uit 1573. Notaris Willem Verwer noteerde op 31 mei van dat jaar in zijn dagboek dat een Haarlemse soldaat tijdens het beleg van Haarlem de Spanjaarden tartte door, gezeten op de stadsmuur, het Wilhelmus te zingen; iets wat hij met zijn leven moest bekopen.
Na de tweede wereldoorlog
In de jaren zestig en zeventig van de 20e eeuw raakte het Wilhelmus opnieuw omstreden in kringen van tegenstanders van de monarchie. De opkomst van het oranjegevoel bij internationale voetbaltoernooien sinds de jaren negentig bracht hier echter weer verandering in.
Het lied is ook bekend in Vlaanderen. Daar is het soms te horen op een cantus en bij bijeenkomsten van orangistische en Groot- dan wel Heel-Nederlandse groeperingen. Zowel op het jaarlijkse Vlaams Nationaal Zangfeest als op de IJzerbedevaart wordt op het einde, vlak voor het zingen van de Vlaamse hymne De Vlaamse Leeuw, de zesde strofe van het Wilhelmus gezongen als symbool van de culturele band tussen Vlaanderen en Nederland.
Over het gebruik van het Wilhelmus ontstond in juni 2004 een politieke en maatschappelijke discussie, toen bekend werd dat sinds 1986 het Wilhelmus bij staatsaangelegenheden alleen gespeeld wordt bij aanwezigheid van een lid van het Koninklijk Huis. Koningin Beatrix zou de rechten op het Wilhelmus hebben opgeëist en niet toestaan dat het Wilhelmus buiten haar aanwezigheid zou worden gespeeld. Dit werd door de Rijksvoorlichtingsdienst ontkend. Wel werd bevestigd dat sinds 1986 het protocol voorschrijft dat bij ontvangst van buitenlandse gasten door ministers buiten aanwezigheid van leden van het Koninklijk Huis, niet het Wilhelmus wordt gespeeld, maar de Mars van de jonge Prins van Friesland.
EN DAN NU…DE PUZZEL
Eerste couplet
Wilhelmus van Nassouwe
ben ik, van Duitsen bloed,
den vaderland getrouwe
blijf ik tot in den dood.
Een Prinse van Oranje
ben ik, vrij onverveerd,
den Koning van Hispanje
heb ik altijd geëerd.
Tweede couplet
In Godes vrees te leven
heb ik altijd betracht,
daarom ben ik verdreven,
om land, om luid gebracht.
Maar God zal mij regeren
als een goed instrument,
dat ik zal wederkeren
in mijnen regiment.
Derde couplet
Lijdt u, mijn onderzaten
die oprecht zijt van aard,
God zal u niet verlaten,
al zijt gij nu bezwaard.
Die vroom begeert te leven,
bidt God nacht ende dag,
dat Hij mij kracht zal geven,
dat ik u helpen mag.
Vierde couplet
Lijf en goed al te samen
heb ik u niet verschoond,
mijn broeders hoog van namen
hebben 't u ook vertoond:
Graaf Adolf is gebleven
in Friesland in den slag,
zijn ziel in 't eeuwig leven
verwacht den jongsten dag.
Vijfde couplet
Edel en hooggeboren,
van keizerlijken stam,
een vorst des rijks verkoren,
als een vroom christenman,
voor Godes woord geprezen,
heb ik, vrij onversaagd,
als een held zonder vrezen
mijn edel bloed gewaagd.
Zesde couplet
Mijn schild ende betrouwen
zijt Gij, o God mijn Heer,
op U zo wil ik bouwen,
Verlaat mij nimmermeer.
Dat ik doch vroom mag blijven,
uw dienaar t'aller stond,
de tirannie verdrijven
die mij mijn hart doorwondt.
Zevende couplet
Van al die mij bezwaren
en mijn vervolgers zijn,
mijn God, wil doch bewaren
den trouwen dienaar dijn,
dat zij mij niet verrassen
in hunnen bozen moed,
hun handen niet en wassen
in mijn onschuldig bloed.
Achtste couplet
Als David moeste vluchten
voor Sauel den tiran,
zo heb ik moeten zuchten
als menig edelman.
Maar God heeft hem verheven,
verlost uit alder nood,
een koninkrijk gegeven
in Israël zeer groot.
Negende couplet
Na 't zuur zal ik ontvangen
van God mijn Heer dat zoet,
daarna zo doet verlangen
mijn vorstelijk gemoed:
dat is, dat ik mag sterven
met eren in dat veld,
een eeuwig rijk verwerven
als een getrouwen held.
Tiende couplet
Niet doet mij meer erbarmen
in mijnen wederspoed
dan dat men ziet verarmen
des Konings landen goed.
Dat u de Spanjaards krenken,
o edel Neerland zoet,
als ik daaraan gedenke,
mijn edel hart dat bloedt.
Elfde couplet
Als een prins opgezeten
met mijner heires-kracht,
van den tiran vermeten
heb ik den slag verwacht,
die, bij Maastricht begraven,
bevreesde mijn geweld;
mijn ruiters zag men draven
zeer moedig door dat veld.
Twaalfde couplet
Zo het den wil des Heren
op dien tijd had geweest,
had ik geern willen keren
van u dit zwaar tempeest.
Maar de Heer van hierboven,
die alle ding regeert,
die men altijd moet loven,
en heeft het niet begeerd.
Dertiende couplet
Zeer christlijk was gedreven
mijn prinselijk gemoed,
standvastig is gebleven
mijn hart in tegenspoed.
Den Heer heb ik gebeden
uit mijnes harten grond,
dat Hij mijn zaak wil redden,
mijn onschuld maken kond.
Veertiende couplet
Oorlof, mijn arme schapen
die zijt in groten nood,
uw herder zal niet slapen,
al zijt gij nu verstrooid.
Tot God wilt u begeven,
zijn heilzaam woord neemt aan,
als vrome christen leven,-
't zal hier haast zijn gedaan.
Vijftiende couplet
Voor God wil ik belijden
en zijner groten macht,
dat ik tot genen tijden
den Koning heb veracht,
dan dat ik God den Heere,
der hoogsten Majesteit,
heb moeten obediëren
in der gerechtigheid.
U kunt uw oplossing valideren met certitude.