Koning Leopold I hechtte veel belang aan de oprichting van het Kamp Beverlo en hij verbleef er ook graag te midden van zijn troepen om hun oefeningen bij te wonen. In 1835 bouwde men daarom tussen de vele militaire barakken, een eenvoudig rechthoekig houten Koninklijk verblijf met één verdieping. Naast het “koninklijk paleis”, werd voor de minister van Oorlog en de Generale Staf, een tweede “paleis” in een eenvoudige houten constructie met een dak in stro opgetrokken ; een ondergrondse gang zou beide paleizen hebben verbonden. Deze eerste gebouwen werden afgebroken en in 1886 en bijna identiek herbouwd : deze keer werd het een veel steviger bakstenen gebouw in een neoclassicistische stijl.
Omdat het paleis niet vaak bewoond werd, kwam het echter al snel in staat van verval en moest men voortdurend toezien op de herstelling en restauratie ervan. Omstreeks 1912 was het uiteindelijk de Koninklijke familie zelf die de opdracht gaf voor het tekenen van de plannen en bouwen van een nieuw paleis. Het oude vervallen koninklijk paleis werd gebruikt tot 1913 en dan afgebroken om het nieuwe te kunnen bouwen. Helaas is er na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog van die plannen nooit meer iets in huis gekomen.
Het voormalige paviljoen / paleis van de Minister van Oorlog werd na WO I omgebouwd tot officiersmess en diende achteraf lange jaren als garnizoensclub voor officieren, later beter gekend onder de naam “Villa Astrid”.
Het werd volledig gerestaureerd in 1950 en is tegenwoordig een feestzaal, wat je hier nog steeds kan aantreffen naast de originele oprijlaan uit 1835.