Kippeneieren

Bij de geboorte van een hen zitten in haar eierstok al 3000 tot 4000 onbevruchte eicellen. Wanneer ze na ongeveer 20 weken geslachtsrijp is ontstaan één voor één in tien dagen uit onbevruchte eicellen de rijpe eicellen. Daarna vindt de ovulatie plaats en komt de dooier met daarin de eicel in de eileider terecht.

Vervolgens worden eiwitlagen rond de dooier afgezet. Hierbij worden als eerste de hagelsnoeren gevormd. Deze zorgen ervoor dat de dooier mooi in het midden blijft liggen. De dooier, die in de lengterichting ronddraait, bevat de eerste voeding voor het kuiken dat in ontwikkeling is. De kleur van de dooier hangt af van de voeding die de hen krijgt.

Nu worden de dooier en het eiwit in twee stevige vliezen gewikkeld. Deze vliezen beschermen het embryo tegen bacteriën. Tussen de twee vliezen vormt zich de luchtkamer. Hiermee kan het kuikentje ademhalen. Door middel van zouten en water die uit de eileiderwand door de vliezen in het eiwit komen, wordt het ei groter.

Wanneer daarna de schaal wordt gevormd neemt het eiwit nog wat meer vocht op. Door het indrukken van het ei door de ronde vorm van de eileider en de spanning van de vliezen ontstaat de karakteristieke vorm van het ei. Tenslotte komt er nog een waslaagje over het ei wat vochtverlies tegengaat. In de schaal van het ei zitten duizenden luchtgaatje waardoor er zuurstof in het ei kan komen en er koolstofdioxide en water uit kan komen.

Als een haan de hen bevrucht heeft zorgt het sperma in de eileider ervoor dat uit het ei een kuiken geboren kan worden.