Ransuil zijn in de A en 's nachts actief. Overdag houden zich schuil in bomen, meest rechtop dicht tegen de stam. Voelen ze zich ontdekt, dan leggen ze hun veren B tegen het lichaam, zodat ze nog C worden en op een afgebroken tak lijken. In de schemering verlaten zij hun schuilplaats en gaan op jacht in het vrije veld of langs bosranden. Wordt een D ontdekt, dan storten ze zich in een glijvlucht en grijpen de buit met de E. Oude vogels blijven het hele jaar in hun territorium en verlaten dit alleen als er F is; ze zoeken dan vaak nederzettingen. De Scandinavische Ransuilen, trekken in G naar Midden-Europa. In hun H vormen ze vaak slaapgemeenschappen. In maart - april zoeken ze hun I weer op.
N53 1(I-A).A(B-G)I E006 0(C-I).F(E-D)(H+A)
Â