De kleding van de vrouw uit Arnemuiden vindt, net als die van Nieuw-en Sint Joosland, zijn oorsprong in de Zuid-Bevelandse dracht. De vrouw draagt een ondermuts van broderie. Over de ondermuts wordt een klein blauw tussenmutsje gedragen. De bovenmuts is gemaakt van broderie, slechts zelden van kant, en heeft de vorm van een dubbele schelp. Aan het oorijzer in de ondermuts zijn gouden krullen bevestigd. Verder draagt de vrouw in de ondermuts gouden mutsenspelden en draagt ze het haar in een rol op het voorhoofd. Ze draagt rond de hals bloedkoralen die met een rond, gouden slot van voren gesloten worden. Soms wordt het slot in de nek gedragen. De doek en beuk en de keuzen zijn vrijwel gelijk aan die van de Zuid-Bevelandse dracht. De doeken en beuken van de Arnemuidse vrouw zijn over het algemeen fleuriger en dieper uitgesneden dan die van de Nieuwlandse vrouw. Ze draagt een zwarte schort die is afgezet met zwart galon. Aan haar voeten draagt ze zwarte kousen en schoenen.
Â