Deze cache is onderdeel van de dierenroute Naaldwijk. Er zjn er 11 reguliere en er is een bonus.
In de cache zit een vraag. Bij de antwoorden staan getallen. Schrijf het getal op van het goede antwoord bij het dier van de cache. Dit heb je later nodig voor de bonus.
Voor meer informatie zie de website https://gratis-4588515.jouwweb.site/
Hierbij ook de link voor de vraag: https://gratis-4588515.jouwweb.site/cache/gvpoolvos32521
Dan over de poolvos:
Het dier wordt 30 centimeter hoog en 2 tot 6 kilogram zwaar. De staart is 25 tot 40 centimeter lang. Vrouwtjes zijn kleiner dan mannetjes. Mannetjes worden 55 tot 75 centimeter lang, vrouwtjes 50 tot 65 centimeter.
De vachtkleur varieert. In de zomer is het dier meestal grijsachtig bruin, in de winter wit. Er zijn twee ruiperioden, mei-juni en september. In de eerste periode verliest hij zijn wintervacht, in de tweede zijn zomervacht. De rui begint vanaf de rug, en bij sommige dieren (vooral mannetjes en zich niet voortplantende vrouwtjes) zijn delen van de wintervacht achtergebleven in de staart en op de flanken.
Poolvossen verschillen van gewone vossen door de kortere oren en de kortere snuit, de rondere kop en de dikkere vacht. Zijn soortnaam "lagopus", wat "konijnenpoot" betekent, slaat op de harige voetzolen.
Voedsel en leefwijze
De poolvos leeft vooral van kleine zoogdieren, vooral lemmingen en andere woelmuizen. Het aantal poolvossen lijkt afhankelijk van het aantal lemmingen, en in slechte lemmingjaren kunnen jonge dieren hun broertjes of zusjes doden en eten om aan voedsel te komen. Ook sneeuwhazen, vogels (bijvoorbeeld ganzen, zeekoet, sneeuwhoen, steltlopers) en eieren worden regelmatig gegrepen, en hij eet ook insecten, bessen en vruchten. Het dier is zowel 's nachts als overdag (bijvoorbeeld in de lange arctische zomer) actief. In een goed lemmingjaar kan de poolvos een dozijn lemmingen per dag eten. Ook de jongen van de ringelrob worden aangevallen, als deze in een sneeuwhol zitten en relatief hulpeloos zijn. Poolvossen begraven voedsel op goed verstopte plaatsen.
Als er 's winters voedselschaarste aanbreekt, trekken de dieren naar voedselrijkere gebieden, als de kust of zuidelijk gelegen gebieden. Ze kunnen dan wel honderden kilometers ver trekken, alleen of in groepjes. Daar eten ze vooral aas (bijvoorbeeld resten van door ijsberen gedode zeehonden, maar ook aangespoelde vis) en ook schelpdieren.