Wanneer je door een polder rijdt en je ziet alle
dorpjes, landerijen en watergangen dan vraag je jezelf weleens
af:"Hoe is dit hier allemaal ontstaan?" Deze vraag heb ik ook vaak
gesteld toen ik door de Lopikerwaard aan het wandelen/fietsen was.
Soms blijkt alles logisch te zijn en is er ook een reden voor de
indeling van het land en de afmetingen.
Deze cache heeft alles te maken met "De
Enghe IJssel", nu beter bekend als de Lopiker Wetering en
loopt van Schoonhoven tot IJsselstein Door dit riviertje zijn dus
de lint dorpen ontstaan en al het fraais in onze
polder.
Achter de Enghe IJssel laat je
kennis maken met de Polder Batuwe in het pittoreske
Uitweg en als je na het loggen van de cache de moeite
neemt om rond te kijken zul je de inhoud van onderstaande tekst
direct herkennen.
Deze Track_leader cache gaat natuurlijk weer over
water en de Lopikerwaard, veel plezier met deze omgeving het is een
mooi stukje polder en wij zijn er trots op! Hieronder tref je een
deel van onze geschiedenis aan.
Het Hoogheemraadschap De Stichtse
Rijnlanden, dat 82.000 hectare beslaat, omvat het zuiden en
midden van de provincie Utrecht ten oosten van de Utrechtse
Heuvelrug en nog een deel van de provincie
Zuid-Holland.
In dit gebied hebben de waterschappen een
eeuwenoude geschiedenis. Duizend jaar geleden was vooral de strook
land tussen de Utrechtse Heuvelrug en de Kromme Rijn bewoond. De
hoger gelegen delen werden gebruikt voor de landbouw, voornamelijk
graan, en de wat lagere delen voor de veeteelt. De bevolking nam
toe en daarmee de behoefte aan meer landbouwgrond. Aangezien naar
het westen toe voornamelijk moerassig gebied te vinden was moest
dit ontgonnen worden. De moerasdelen die de bisschop van Utrecht
ter ontginning uitgaf werden systematisch ontwaterd. Dwars op een
bestaande of gegraven afwatering werden op vaste afstanden sloten
gegraven, terwijl om het hele gebied een dijkje of kade werd gelegd
om gebiedsvreemd water te weren. Dit staat bekend als de
"cope-ontginning" en wordt gekenmerkt door de lange
smalle kavels, vaak in de "standaard"-maat van circa 110 meter
breed en 1250 meter lang. De oude benaming "cope" stond voor de
overeenkomst die de bisschop met de ontginners sloot en is nog
terug te vinden in diverse poldernamen, zoals Heycop, Willeskop en
Gerverscop.
Het ontstaan van Lopik: De
vroegste sporen van bewoning bij Lopik-Dorp werden aangetroffen op
de Lopiker Stroomrug. Deze hooggelegen stroomrugformatie ligt op
500 tot 700 meter noordelijk van het huidige dorp. De Utrechtse
bisschop pakte het bij de grote ontginning in de 11e eeuw
structureel aan; de ontginningsas werd het veenstroompje
Zevender-Lobeke (ontspringt bij de NH kerk) dat door een gegraven
watergang (Graaf) met
de Enge IJssel werd verbonden. Deze nu geheten Lopikerwetering
vormde zo de ontginningsbasis voor het hart van de Lopikerwaard
volgens de in de gehele Hollands - Utrechtse laagvlakte toegepaste
cope - systematiek, waarbij percelen volgens een vaste maatvoering
werden ontgonnen; gelijk gevormde kavels dus van 1250 meter diep en
115 meter breed. Vanaf de 12e eeuw ontstonden langs de
ontginningsassen kilometers lange bebouwingslinten. Hier
vormden zich kernen rondom nieuw gestichte kerken en kastelen. In
de Lopikse ontginning was het kerkdorp Lopik de belangrijkste kern.
Lobeke verbasterde in de loop der eeuwen via Locop, Loopwijc en
Lopica tot Lopik. Ongeveer in het midden van de door de ontginners
gereed gekomen landerijen, waarop akkerbouw en veeteelt werd
bedreven, is in de 13e eeuw de NH-kerk gebouwd. De levensader voor
Lopik was het transport met kleine vaartuigen voor handelsproducten
tussen Schoonhoven en Utrecht. Vooral de hennepcultuur (voor touw
en zeildoek) is zeer winstgevend geweest. De Lopikervoordijk (nu
Dorpstraat en Lopikerweg West en Oost) was het jaagpad langs de
wetering. Hier ontstond het historische hart van lintbebouwing met
dorpswinkels, ambachtelijke bedrijven, woningen en
overheidsgebouwen.
Laatste update:
8/1/2012
|