Skip to content

Bob Evers 3, Heibel in een hotel Mystery Cache

Difficulty:
2 out of 5
Terrain:
1.5 out of 5

Size: Size:   small (small)

Join now to view geocache location details. It's free!

Watch

How Geocaching Works

Please note Use of geocaching.com services is subject to the terms and conditions in our disclaimer.

Geocache Description:


De caches van de Bob Evers serie hebben tot oktober 2008 in Kampen gelegen, gemaakt door team "de Billabong"

Met toestemming van team "de Billabong" heb ik de serie overgenomen. Een deel van de originele teksten, puzzels en plaatjes van team Billabong is in deze serie verwerkt, en de locaties zijn verplaatst.

Deze serie caches is gebaseerd op de boeken van de Bob Evers serie. Deze reeks boeken bestaat uit 50 delen waarvan de eerste uitgegeven is in 1949, en de laatste in 2003. Tot deel 33 is het geschreven door Willy van der Heide, en vanaf de voltooing van deel 33 tot en met deel 50 zijn de boeken geschreven door Peter de Zwaan.


Sinds kort is Peter de Zwaan bezig met het schrijven van drie nieuwe Bob Evers boeken. Zie bobevers.nl en www.peterdezwaan.nl


In 1943 is door Willy van der Heide "3 jongens in de stille zuidzee" uitgegeven met in de hoofdrol Rob Evers. In 1949 heeft hij dit verhaal gebruikt als uitgangspunt voor de serie Bob Evers. Toen is de naam veranderd van Rob naar Bob Evers.

De boeken beschrijven de wereldwijde avonturen van Jan Prins, Arie Roos en Bob Evers. Uitgegeven als jongensboek, maar door de spanning en de vele humor hierin zijn de boeken ook een zeer geliefd leesmateriaal voor de ouderen.

Meer informatie over de boeken is te lezen op internet: www.bobevers.nl



In elke cache van deze serie zit een code. Die heb je nodig om de laatste cache te vinden.



Deze "Bob Evers" serie bestaat uit:
(Klik op de link voor de gewenste pagina)

 Bob Evers  1, Listigheden in Lelystad
 Bob Evers  2, Merkwaardigheden op de Meent
 Bob Evers  3, Heibel in een hotel
 Bob Evers  4, Lage streken in Londen
 Bob Evers  5, Bezigheden aan de bosrand
 Bob Evers  6, Schietpartijen om een schat

Heibel in een hotel

Langs de Gelderse diep in Lelystad, ter hoogte van een cafetaria, zaten drie jongens, met hun benen bungelend boven het water, aan de kade van een ijsje te likken. Wat vooral opviel was de omvang van hun ijsjes. De jongen met het rode haar, en tevens de jongen met een omvang van vrij abnormale afmetingen, had een hoorn met zeker zes bolletjes Italiaans ijs daarin. De jongen met het donkere haar had een ijsje van redelijk normale afmetingen, en zat deze verwoed op te lepelen. De jongen met het blonde haar daarentegen, had een bakje met slechts twee bolletjes erin, en dacht zeker tien tellen na voordat hij een weloverwogen hapje ijs nam.

We kijken hier natuurlijk naar onze drie vrienden Arie, Bob en Jan, die zojuist teruggekeerd waren van een zoektocht, en heerlijk van het zonnetje genietend naar de voorbij varende schepen zaten te kijken.

“Ik vraag me af, wat we met de gevonden codes moeten. We hebben echt alle mogelijkheden bedacht, maar er zit geen logica in” zei Bob.
“We moeten gewoon rustig nadenken, en kijken of we misschien niet toch iets over het hoofd hebben gezien. Dat is altijd zo met zulke dingen. Laat het een tijdje rusten, en je ziet gelijk waar je de mist in bent gegaan,” antwoordde Jan.
“Nou, ik heb anders al heel rustig nagedacht, en ik wordt er zo langzamerhand stierstarnakel gek van!”

De drie vrienden hadden nog steeds geen idee wat ze verder moesten doen. Ze hadden al wel twee aanwijzingen gevonden, maar daar konden ze nog niet veel mee.


Langzaam liepen de jongens richting het hotel, waar ze nu al een paar dagen verbleven. Jan en Bob druk in gesprek, terwijl Arie nog steeds bezig was om zijn ijsje op te eten. Toen ze bij het hotel aankwamen en naar hun kamer wilden lopen, werden ze aangeschoten door de receptioniste. “Er was hier zonet een meneer die naar jullie vroeg. Hij zou vanavond terugkomen.”
“Een meneer? En hij kwam voor ons?”
“Ja, hij vroeg naar drie jongelieden, die hier sinds een aantal dagen verblijven. Er zijn hier verder geen drie jongens, dus hij moest jullie wel bedoelen.”

Verbaasd liepen de jongens naar hun kamer.
“Wie zou dat nou geweest zijn? Mijn vader niet, want die zou dat wel duidelijk maken aan ons,” zei Arie.
Ook Jan en Bob konden geen antwoord verzinnen op de vraag wie die man nou geweest moest zijn. Arie pakte een boek, en begon bij gebrek aan vast voedsel een sinaasappel te pellen.

Toen ging de telefoon op de hotelkamer.
„Jouw beurt,” zei Arie. „Ik kan vanavond geen visite ontvangen.” Jan stond op en boog:
„Baron Roos convenieert het niet, hedenavond bezoek te ontvangen.” „Baron Roos moet zijn voeten wassen,” zei Arie.
Jan liep naar de telefoon. Arie hoorde hem de hoorn van de haak nemen:
„Hallo . . . Daar spreekt u mee . . . Ja, dat klopt. Die hebben we hier. Nee; twee maar . . . Okay.”
Jan kwam terug met een ietwat verbaasde uitdrukking op zijn gebruind gezicht.
„Dáár zitten ze vlug achterheen! Je zou waarachtig denken dat we een kist met staven goud hadden gevonden.”
Arie keek op van zijn boek: „Over die 2 caches?”

Jan Prins ging tegenover hem zitten en opende een flesje Cola.
„Weet je nog dat wij een ijsje kochten bij die kar op de hoek?”
„Uh-huh.”
„Er is nèt een kerel met een auto bij die ijscoman geweest, om te vragen of hij misschien toevallig drie jongens gezien had, die aan het geocachen waren.”
Arie snapte het al:
„En die ijscoboer had ons gezien . . .” „En zei dat wij logeerden in het hotel. Het nummer opzoeken in een telefoonboek was toen een klein kunstje.”
„Hm,” zei Arie, matig geïnteresseerd. „Komen ze die caches hier ophalen? Hoe zit dat dan? Die hebben we toch gewoon laten liggen?”
Jan Prins zei: „Natuurlijk. Alleen je naam zet je in het logboekje, ” Klop! — Op de deur werd geklopt.

Jan zuchtte, gaf Bob een duw en liep naar de deur. Buiten, op de gang, stond een lange, magere man met een sigaret in de hand, een grijs pak, een slappe hoed die hij ietwat voorover in zijn ogen droeg, en een rode das.
„Ben ik hier bij Jan Prins, Arie Roos en Bob Evers?”
„Dat klopt,” zei Jan, kortaf, want er was iets aan die man dat hem helemaal niet beviel.

Een gewone Hollandse jongen zou misschien niets bijzonders hebben opgemerkt, maar Jan, zowel als Bob en Arie, waren geen „gewone” jongens. Door een samenloop van omstandigheden hadden zij de meest fantastische avonturen meegemaakt, op stoomschepen, met muiters, in de Kalahari-woestijn en in Engeland. Ettelijke malen hadden zij door gebruik van hun hersens en door snel opmerken hun leven moeten redden en zij waren er automatisch op getraind, te letten op kleine dingen die een gewone jongen zouden ontgaan. De man aan de deur had, op het moment dat Jan opende, zijn blik snel door de kamer laten zwerven, vlak onder de lage rand van zijn hoed door loerend.

Hij sprak ook zonder zijn mond voldoende open te doen, en toen hij klaar was met spreken vormden zijn lippen een smalle, opeengeklemde lijn. Hij smeet zijn rest sigaret opzij in een asbak en vroeg verder: „Hebben jullie 2 caches met inhoud gevonden?
Jan aarzelde even, zonder dat hij daar precies een reden voor kon vinden, en knikte dan: „Wij hebben twee caches met inhoud gevonden, ja.”
De man knikte en maakte een beweging voorwaarts, als wilde hij de kamer binnengaan. Maar Jan Prins stond kalm in de deur — één stijl met zijn hand vasthoudend.
De man hield zijn beweging in.
„Er zitten codes in de caches, ik wou die wel graag hebben,” zei hij, nogal bits. „Dat kan natuurlijk,” antwoordde Jan vriendelijk. „Als u kunt bewijzen dat u de eigenaar bent.”
De man staarde hem even aan, kneep zijn lippen eventjes nijdig op elkaar en viel dan uit:
„Eigenaar? Eigenaar? Deze caches werden aangetroffen in de grond. Er is geen eigenaar.”

„Kom, kom,” zei Jan Prins. „Dan is degene die ze neerlegt natuurlijk eigenaar. Bent u de eigenaar?”
„Natuurlijk,” snauwde de man met de slappe hoed.
„Wilt u zich dan als zodanig legitimeren?” vroeg Jan liefjes. De man buiten de deur keek hem een ogenblik zwijgend aan en barstte dan los: „Ben je nu helemaal dol geworden? Denken jullie dat ik met pakken legitimatiebewijzen in mijn zak rondloop? Als ik niet de eigenaar ben, hoe dacht je dan dat ik wist dat die kistjes er lagen?”
„Misschien bent u wel helderziende,” zei Jan Prins, nu volledig overtuigd, dat er met die vent iets niet in orde was. Hij had geen vage notie, op wat voor manier er iets niet in orde was, maar dàt er ergens iets rammelde, stond voor hem als een heipaal boven water.
„Is het héél erg dringend dat u die codes vanavond nog krijgt?” vroeg hij.
„Dat haalt je de repeterende koekoek!” grauwde de man met de rode das. „Natuurlijk.”
Jan kneep één oog dicht en keek hem aan met ietwat scheef gehouden hoofd:
En kunt u dan niet tot morgen wachten en zelf gaan zoeken? Weet u wat ik doen zal: we brengen die codes morgenochtend om negen uur naar de politie en dan haalt u ze daar maar weg op het bureau „Gevonden Voorwerpen”. Goeden avond.” — Hij begon de deur te sluiten, maar zijn bezoeker stak snel een voet naar voren en zette die ertussen. Jan duwde tegen de deur, keek omlaag naar de in versleten bruin leer gehulde teen die naar binnen stak, hief zijn rechtervoet op en gaf een stamp op de teen die er zijn mocht.
De man buiten gaf een krijs en trok ijlings zijn voet terug. Een papiertje uit zijn zak vallend.
Jan duwde de deur in het slot en raapte het papiertje op.
„Ik hoop dat hij daar drie eksterogen op een rijtje had,”
bromde hij, en keerde zich om. Bob en Arie stonden in de kamer en keken hem belangstellend aan. „We hoorden enig kabaal, Had je moeilijkheden?”
Jan Prins vertelde snel wat er gebeurd was:
„Er klopt iets niet met die vent,” zei hij stellig. „Vanwaar dat mallotige gedoe om die codes
te krijgen?”
Bob keek grijnzend van Jan naar Arie en terug.
„Jullie zijn een stel mooie figuren. Op een of andere manier hebben jullie àltijd iets aan de hand. Maar waarom zou iemand zoveel moeite doen over een paar codes zonder waarde?”
Jan, Arie en Bob slenterden de hal wéér door, naar de kamer.
„Ik mag een boon zijn als ik dat weet,” begon Jan,

Arie zei peinzend, “Ik denk dat die codes ergens toe leiden” “Misschien naar een echte schat”
Jan en Bob zaten het dikke spekmonster even aan te kijken en zeiden bijna gelijktijdig “Natuurlijk, die dikke heeft weer eens gelijk, dat is het”.

Jan bedacht zich opeens dat die man een papiertje had verloren, en haalde deze voorzichtig uit de zak van zijn broek.
Op het papiertje stond de volgende code;

Ontcijfer deze code en help de 3 vrienden bij hun zoektocht naar de schat
De code kan je ontcijferen met de onderstaande pagina uit Bob Evers 14; "Een klopjacht op een kapitein"


Een groot aantal van de Bob Evers boeken (en andere) kan je lezen op: http://welcome.to/bobevers.

De volgende cache in deze speurtocht vind je in "lage streken in Londen"

You can check your answers for this puzzle on Geochecker.com.


In deze cache vind je een code voor de Bob Evers 6.

Additional Hints (No hints available.)