Bruintjeskreek
Ten tijde van de bedijking van de Anna Jacobapolder was het een
brede diepe geul, met aan weerszijden hoge oeverwallen. Na de
bedijking is de kreekbedding geleidelijk verland, zodat de kreek
steeds smaller werd. De oevers werden in gebruik genomen als
weiland en het restant van de kreek kreeg een functie als boezem
voor het overtollige polderwater. Middenin de kreek ontstond een
spontaan opgeslagen bosje met veel wilgen.
Flora en fauna
In de oeverlanden van de Bruintjeskreek ligt een mooi ontwikkelde
overgang van zout naar zoet. Kenmerkend zijn de veel voorkomende
soorten moeraszoutgras en aardbeiklaver. In de Bruintjeskreek
broeden weidevogels zoals grutto, tureluur en kluut. In het water
foerageren (eten) veel doortrekkende steltlopers. Bij hoogwater in
de Oosterschelde is de kreek een zogenaamde
‘hoogwatervluchtplaats' voor vogels.
Toegankelijkheid
Het gebied is goed te overzien vanaf de Rijksweg tussen Sint
Philipsland en Anna Jacobapolder. Aan de zuidkant van de kreek
staat een vogelobservatiescherm dat via een pad achterlangs de dijk
te bereiken is. Vooral tijdens de voorjaarstrek zijn hier veel
vogels te zien, waaronder o.a. purperreiger, zomertaling en
porceleinhoen.
neem zelf een pen mee