Een ooievaar kleppert Egyptisch als hij door de groene weiden
loopt, er groeit hoefblad op de muur van het kasteel. Een eend zit
onder het hoefblad op haar eieren en de andere eenden zwemmen rond
in de gracht. De eieren komen uit en de moeder vertelt dat de
wereld nog groter is dan de eendjes kunnen zien. Eén ei is nog niet
uitgekomen en de moeder besluit tot Sint Jan te blijven zitten. Als
het ei uitkomt, blijkt er een groot en lelijk eendje in te zitten.
Het eendje gaat de volgende dag wel zwemmen en de moeder vindt dat
het toch wel een prachtexemplaar is. Ze neemt haar jongen mee naar
de eendenhof en daar vechten twee families over een palingkop, maar
de kat loopt er mee weg. Ze laat haar jongen buigen voor de oude
eend die Spaans bloed in de aderen heeft.
Er vliegt een eend op het lelijke kuiken af en de moeder neemt
het voor haar jong op en legt uit dat het te lang in het ei heeft
gezeten. Het arme eendje wordt geplaagd en gebeten door de eenden
en kippen. Ook de haan komt op het eendje af en het wordt alleen
maar erger. Ook de broertjes en zusjes van het eendje doen gemeen
en hij loopt naar het moeras. De wilde eenden zien het eendje en
vinden hem ook lelijk, maar dit maakt hen niet uit. Twee dagen
blijft het eendje daar en er komen twee ganzeriken. Ze zijn jong en
ondernemend en vragen of het eendje trekvogel wil worden. De ganzen
worden doodgeschoten en jachthonden komen aan. Het eendje wordt
gespaard en denkt te lelijk te zijn voor de jachthonden.
Het eendje gaat naar een boerenhuisje en hij komt bij een oud
vrouwtje met haar kat en kip. De kat wordt Zeuntje genoemd en de
kip Kuukelikortbeen. De vrouw kan niet goed zien en denkt
eendeneieren te krijgen. Het eendje kan geen eieren leggen en de
kat en kip vinden hem te min. Op een dag vertelt het eendje de kip
over het water, maar de kip vindt dat het eendje dankbaar moet zijn
voor wat hij heeft. Het eendje besluit de wijde wereld in te gaan
en in de herfst dansen de bladeren in het rond. Sneeuwvlokken komen
en een raaf krijst. Op een avond komen mooie witte vogels en het
eendje heeft nog nooit zulke vogels gezien.
De vogels zijn zwanen en trekken naar warmere landen. Het eendje
duikt naar de bodem van het water en in de winter heeft hij het
koud. Het water vriest dicht en het eendje vriest vast in het ijs.
Een boer vindt het dier en neemt het mee naar zijn kinderen. Het
eendje verstopt zich en vliegt in het vat met boter en in de
meelton. Het eendje vliegt naar buiten en gaat naar het moeras waar
de leeuweriken zingen. In het voorjaar vliegt hij omhoog en komt in
een tuin waar appelbomen in bloei staan. Het eendje ziet drie witte
zwanen in de gracht en hij zwemt naar ze toe. Het eendje denkt dat
hij gedood zal worden en hij buigt zijn kop.
Het eendje ziet zijn eigen spiegelbeeld
en hij is niet langer lelijk en lomp. Het eendje is een zwaan
geworden en hij weet dat het er niet toe doet als je in een
eendenhof geboren bent, zolang je in een zwanenei gelegen hebt. Hij
wordt gestreeld door de snavels van de andere zwanen en kinderen
werpen brood en graankorrels. Ze klappen in hun handen en dansen in
het rond. Ook vader en moeder vinden de nieuwe zwaan prachtig en de
zwaan wordt verlegen en verbergt zijn kop onder zijn vleugels. Hij
is gelukkig en niet trots en hij weet hoe hij vervolgd en gehoond
werd. Nu zeggen ze dat hij de mooiste van alle vogels is en de
seringen komen tot in het water.