bron:http://www.np-oosterschelde.nl
Drooggevallen gebieden
Slikken en platen zijn uitgestrekt en komen bij hoogwater vrijwel helemaal onder water. Bij eb vallen ze weer droog. De platen liggen als eilanden in het water, de slikken grenzen aan de dijk. Ze zijn gevormd door slib (slikken) en zand (platen). De bouwmaterialen daarvoor worden vanuit zee (en vroeger ook vanuit de rivieren) aangevoerd en bezinken bij lage stroomsnelheden van het water.
Met name slikken zijn bijzonder voedselrijk. Vele duizenden vogels foerageren bij laagwater op deze drooggevallen gebieden. Bij hoogwater als de platen grotendeels onder water liggen, zijn ze van belang als voedselbron voor onder meer (plat)vissen.
Schorren
Schorren vind je aan de randen van de Oosterschelde. Ze liggen buitendijks en zijn door opslibbing hoger komen te liggen dan slikken. Ze worden dan ook niet dagelijks overspoeld. Alleen bij springtij komen ze onder water. Wel loopt het zoute water dagelijks via diepe geulen het schor binnen.
Daardoor hebben de schorren een zilt karakter en bestaat de vegetatie uit zoutminnende planten. Dat zijn geen planten die dol zijn op zout, maar die door speciale aanpassingen met het hoge zoutgehalte weten te leven. Op de schorren broeden kustvogels, zoals sterns en plevieren. Bovendien fungeren zij als hoogwatervluchtplaats voor de vogels, die bij laagwater op de platen en slikken naar voedsel zoeken.
Van de schorren is een groot deel achter de compartimenteringsdammen gelegen, waar de zoute getijden van de Oosterschelde geen invloed meer hebben. Daardoor zijn ze gaan verruigen en verbossen en hebben ze als broedplaats voor kustvogels aan waarde verloren. Daarnaast worden de in de Oosterschelde gelegen schorren bedreigd door afslag en erosie. Door het verminderde aanbod aan bouwstoffen, vindt vrijwel geen herstel meer plaats.