Doordat de cache recent gestolen is, nu een tijdelijke cache. Momenteel wordt er gewerkt aan een nieuwe cache!
Zelf ben ik vaak op reis en neem jouw TB en/of coins graag mee over de gehele wereld. Natuurlijk kunnen ze ook door anderen worden opgepikt voor een snelle verdere reis.
Let op dat de TB en coins welke uit deze cache gehaald zijn snel gelogd worden, om teleurstelling voor anderen te voor komen. Bij voorkeur TB in = TB out ; er wordt veel moeite gedaan om telkens voldoende TB/coin in dit hotel te hebben. Neem dan ook niet alle TBs/coins in 1 keer mee, en neem bij voorkeur alleen mee als er ook TBs/coins voor in de plaats gelegd worden.
Schelpen, wat zijn dat eigenlijk?
Een schelp is het kalkskelet van schelpdragende weekdieren. Tot de weekdieren behoren slakken, maar ook inktvissen. Weekdieren hebben geen botstructuur, zoals mensen en zoogdieren. Sommige hebben een nauwelijks herkenbaar inwendig skelet, denk aan naaktslakken of helemaal geen, zoals octopussen. Weekdieren kunnen overal voorkomen: op het land en diep in grotten, in meren, beekjes en rivieren, en ook in zeeën en oceanen, zelfs tot grote diepten.
Schelpdragende weekdieren vormen een skelet van kalk, een verbinding van calcium, koolstof en zuurstof (CaCO3, ook wel calciumcarbonaat genoemd). Het skelet kan de vorm hebben van een schaal, van een gedraaid slakkenhuisje, van twee bij elkaar horende kleppen, van een nautilus en nog veel meer. Zo heeft een inktvissoort, de zeekat, een inwendige schelp van schuimachtige kalkstructuur die we wel zeeschuim noemen.
De uitwendige schelp geeft het weekdier bescherming tegen bijvoorbeeld uitdroging, en tegen predatoren. De uitwendige schelpen zijn opgebouwd uit verschillende lagen. De stevige middenlaag bevat veel kalk (calciumcarbonaat, uitgekristalliseerd als aragoniet of calciet). Aan de buitenkant zit bij sommige soorten een hoornige opperhuid (van conchioline) die glad kan zijn, of ruw en harig. Aan de binnenkant zit soms een laagje parelmoer. Sommige soorten hebben bovendien een hoornachtig plaatje op de voet dat de mondopening kan afsluiten wanneer het dier zich in de schelp terugtrekt. Dit afdekplaatje wordt operculum genoemd.
Als het weekdier doodgaat, blijft de schelp over. Zo zijn er schelpen bewaard in sedimentslagen van miljoenen jaren geleden, die noemen we fossiele schelpen. Schelpen van zeeweekdieren noemen we mariene schelpen. En zo onderscheiden we daarnaast schelpen van landslakken en van zoetwaterslakken. Hoeveel schelpen er wel zijn, weet niemand. De schattingen lopen uiteen van 50.000 - 125.000 verschillende soorten, en jaarlijks worden er vele tientallen nieuwe soorten ontdekt.
Het zijn juist de hoeveelheid vormen en kleuren van al die soorten schelpen die maken dat we er door worden verwonderd. Die verwondering kan leiden tot verzamelwoede, tot de wens ze te fotograferen, na te schilderen, of ze te verwerken in sieraden. Het prikkelt de nieuwsgierigheid en weetgierigheid. Schelpen zijn daarmee een onuitputtelijke bron voor onderzoek en esthetisch genoegen. Wereldwijd, en al sinds mensenheugenis.
Er zijn ook nog bepaalde schaaldieren met een kalkskelet. We denken dan aan kreeftachtigen zoals de zeepokken en de eendenmossels. De skeletten van deze dieren worden niet bedoeld als we het hebben over schelpen.
Welke soorten weekdieren zijn er zoal?
Weekdieren komen overal voor: op het land, of in zoet, brak of zout water. Iedereen kent wel een of meerdere vertegenwoordigers van deze groep. Zoals de slakken in de tuin -al dan niet met een huisje, of de escargots, mosselen en oesters die in de restaurants worden aangeprezen, of de inktvissen bij de vishandelaar. Er zijn kleine soorten, met een romplengte van nauwelijks 1 mm, terwijl de grootste inktvissen wel 8 meter halen, en met hun tentakels meegerekend lengtes van wel 22 meter bereiken. Daarmee doen ze dus niet onder voor de grootste gewervelde dieren.
Weekdieren zijn onder te verdelen in twee grote groepen, die vervolgens weer verder zijn in te delen. Dit zijn de stekelweekdieren en de schelpdragende weekdieren. Tot de eerste groep, die we in het Latijn (van oudsher de taal van de wetenschap) Aculifera noemen, behoren weekdieren die in zee op grotere diepten voorkomen en die dus nauwelijks bekend zijn, zoals de wormmollusken en de schildvoetigen. Maar ook de keverslakken en veel vertegenwoordigers van deze op pissebedden lijkende groep worden aangetroffen op stenen in de brandings- en spatzone, ook in ons land. De andere groep, die van de schelpdragende weekdieren heet in het Latijn Conchifera. Tot deze groep rekenen we de mutsdragers (uit de diepzee), de slakken (ook wel buikpotigen genoemd), de tweekleppigen (waarvan schelpen overdadig aanspoelen op de stranden), de stoottandslakken (die zich ingraven en daardoor weinig bekend zijn) en de koppotigen (wat een verzamelnaam is voor inktvissoorten).
Schelpen verzamelen is mijn grote passie, inmiddels heb ik al meer dan 11.000 verschillende soorten in collectie. Vele soorten heb ik verzameld tijdens één van mijn vele reizen, maar ook breid ik mijn verzameling uit door te ruilen met andere verzamelaars, of met vondsten van familie, vrienden en geocachers. Bij elke schelp vermeld ik deze vinder en de exacte vindplaats.
slak
tweekleppige
stoottandslak
keverslak
koppotige