HET EGELTJE
Het egeltje is een algemeen, wijdverspreid zoogdier uit de familie der egels.
Het is een bekende verschijning in tuinen in West-Europa. Hij is vooral bekend
om zijn stekels en zijn gewoonte om zich bij gevaar op te rollen
De egel is één van de grote insecteneters. Hij heeft een gedrongen lichaam, een
spitse kop en een kleine staart, die hij verborgen houdt tussen zijn stekels. Zijn
ogen zijn klein en zwart. Zijn rug en flanken zijn bedekt met stekels. Zijn poten zijn
vrij lang, ongeveer 10 cm lang. Tijdens het lopen houdt hij ze zeer gebogen. Iedere
poot heeft 5 tenen, die voorzien zijn van een klauw. Hij heeft gem. tussen de
5000 tot 8000 stekels. Deze bruin-grijze stekels zijn 15 tot 25 mm lang en 1 á 2
mm breed. Ze worden zelden en onregelmatig verwisselt. Ze gaan zo’n 18 maanden
mee, drie keer zo lang als een gemiddelde haar.
Omdat hij een aangepast spierenstelsel heeft, kan hij zich oprollen. Over vrijwel zijn
hele lichaam loopt een koepvormige staart-rugspier, die wordt samengetrokken als de
kleine huidspieren zich aanspannen. De stekelige rughuid schuift vervolgens door het
samentrekkenvan de dikke kringspier om het dier heen.
Een egelvrouwtje heeft 5 tepels. De reukzin van een egel is goed ontwikkeld, evenals het
reukcentra in de hersenen. Hij kan hierdoor insecten die zich 3 cm onder de grond bevinden
goed ruiken. Ook zijn gehoor is uitstekend. Zijn ogen zijn slecht ontwikkeld, zelfs bijziend. Hij
kan echter wel kleuren onderscheiden.
De egel is een insecteneter, die zijn voedsel in de ondergroei zoekt. Met zijn snuit spoort hij
tussen afgevallen bladeren, graspollen en losse aarde, terwijl zijn gehoor scherp genoeg is
om prooidieren onder de grond te horen kruipen. Hij kan, als hij de kans krijgt, binnen een
uur 80 regenwormen en/of kevers eten en ong. 70 gr, voedsel in een nacht verorberen.
Afhankelijk van het seizoen eet hij voornamelijk regenwormen, rupsen en kevers, wormen,
slakken, mest- en aaskevers. Ook oorwormen, duizendpoten en pissebedden worden veel
gegeten. Bij keus geeft hij de voorkeur aan zachtere ongewervelden als wormen en rupsen
boven hardere als mestkevers.
De egel leeft solitair. Soms kan een paartje een nest delen, maar dit is voor een korte tijd
Als men een groepje egels ziet, is het altijd een vrouwtje met jongen.
De egel houdt een winterslaap. Hij kan slecht tegen de kou; de stekelvacht isoleert niet,
waardoor een egel niet lang blootgesteld kan worden aan temperaturen lager dan 12gr.
Bovendien zal een egel weinig voedsel vinden, aangezien zijn belangrijkste prooidieren
insecten en ander ongewervelden ,vanaf het najaar steeds schaarser worden. De winter-
De winterslaap duurt in gematigde streken ongeveer van oktober tot maart/april. In Scan-
dinavië kan de winterslaap wel 8 maanden duren. Om zich voor te bereiden op de winter-
slaap legt de egel vanaf juli een vetvoorraad aan in de vorm van onderhuids vetweefsel.
Dit bestaat uit wit vet, bedoeld om de winterslaap door te komen, maar ook uit bruin vet.
Dit bruine vet, de “winterslaapklier” genoemd, bevindt zich bij de schouder en wordt pas
aangewend in het vroege voorjaar, bij het ontwaken. Is de vetvoorraad te karig, dan kan het
dier bij dalende temperaturen zijn lichaam niet opwarmen en zal het sterven.
Na de winterslaap begint de paartijd, die duurt van april, mei tot juli soms zelfs tot begin
september. Na de paring verlaten het mannetje en vrouwtje elkaar. Het vrouwtje zoogt en
voedt de jongen alleen op. De draagtijd van de egel bedraagt 31 tot 39 dagen. De meeste
jongen worden geboren in juni. Ze worden geboren in een nest van gras en bladeren op een
verborgen plaats dat een vrouwtje vier tot vijf voor de worp heeft aangelegd o.a. in een
mesthoop, onder een haag, tussen dicht kreupelhout of tussen een stapeltakken. Een worp
bestaat gem. uit 3 tot 6 kale, dove jongen. De stekels groeien enige uren later. Ze zijn dan
nog zacht en wit. Na 1 ½ dag verschijnen er bruine stekels met witte punten. De vacht komt
in de tweede week. Jongen kunnen zich na 11dagen al oprollen. Na 22 dagen verlaten de
jongen het nest en eten dan voor het eerst vast voedsel. Zogen gebeurt enkel in het nest.
Ze worden 4 tot 6 weken gespeend. Ze hebben dan 3000 bruine stekels, de witte zijn dan
verdwenen. Na het spenen mogen ze zelfstandig het nest verlaten en na 2 maanden worden
ze door de moeder verstoten.
Het egeltje is een belangrijke ongediertebestrijder, die veel schadelijke insecten, zoals rups
en eet. Daarom is het egeltje een graag gezien gast in onze tuinen.
De cache kan alleen gelogd worden tussen zonsopgang en zonsondergang!!
De cache op de dezelfde plaats weer terug leggen a.u.b!!