Cette cache est mis à l'occasion de l’évent La Wallonie Insolite à Viroinval du 1 avril 2018, mais même après elle sera toujours accessible 

Une fois que vous avez trouver la cache vous pouvez découvrir le lieu du Trou du Diable pendant que vous promenez vers le parking. Une fois que vous rejoignez la N990 vous prenez à gauche et 40m plus loin vous pouvez joindre le lieu à votre gauche dans le bois.

Veuillez ne pas descendre dans le trou, c’est dangereux !

L’ardoisière du Trou du Diable

Une première concession d’exploitation d’une ardoisière au Trou du Diable est accordée par la commune en 1839 et abandonnée en 1841.  La même année, elle est remise en activité par un entrepreneur fumacien, qui la cède à la Société Bruxelloise d’Oignies (sic !), constituée en 1845, dont l’exploitation connaît plus de bas que de hauts et est liquidée en 1862.

Une nouvelle société est constituée en 1869 sous le nom d’Ardoisière La Persévérante S.A. ou Société de l’Ardoisière du Trou du Diable et atteint une production de plus de 6.500.000 ardoises, qui redescend à 3.274.750 ardoises en 1871.

La société est dissoute en 1872 et sa liquidation confiée à J.-J. Gesp, qui parviendra à l’exploiter jusqu’en 1890, date à laquelle la concession lui est définitivement retirée par décision de justice.  En effet, depuis plusieurs années, des plaintes avaient été déposées contre lui en raison de défaut de payement des salaires aux ouvriers, ainsi que pour l’ouverture d’une série de débits de boissons.

En 1896, la concession est accordée à P.-P. Gérard, avocat couvinois qui exploite déjà l’ardoisière de l’Hamérienne, et qui, lui aussi, ouvre des débits de boissons sur le site.  À la fin du 19^ème siècle, il y a 10 cafés entre Oignies et Fumay ! Sa société est dissoute en 1899, avant la constitution de la S.A. des Nouvelles Ardoisières du Trou de Diable, qui perd sa concession en 1909, par décision du Tribunal civil de Dinant.

En 1922, une tentative de reprise est réalisée par une société dénommée Nouvelles Ardoisières du Trou du Diable et parvient à produire en quelque six mois près d’un demi million d’ardoises de divers modèles, sans suite…  Malgré quelques demandes de reprises datées de 1943 et de 1946, l’exploitation de l’ardoisière du Trou du Diable s’est définitivement arrêtée en 1926.

Le surnom de Trou du Diable n’est pas dû aux nombreux accidents graves qui marquèrent l’exploitation de cette fosse, mais bien à un nom de lieu-dit remontant aux procès de sorcières de la fin du 17^ème siècle : il se serait agi d’un lieu de sabbat et d’apparition du diable.

Le long de la route Oignies-Fumay, on peut encore voir l’immeuble où se trouvaient les bureaux administratifs de l’ardoisière, désormais transformé en habitation privée, ainsi que des restes de verdeaux.

Source : Écomusée du Viroin - ULB

----------------------------------------------------

Deze cache werd geplaatst in het kader van het event La Wallonie Insolite à Viroinval op 1 april 2018, maar deze zal nadien nog steeds toegankelijk zijn voor iedereen 

Eénmaal u de cache heeft gevonden kan je op de terugweg naar de parking de plaats van de Trou du Diable ontdekken. Wanneer je terug op de N990 komt, ga je linksaf en 40m verder op uw linkerkant kan je de ingang van de mijn vinden in het bos.

Gelieve niet af te dalen in de mijn, want dit is gevaarlijk!

De leisteenmijn Trou du Diable

Een eerste concessie voor het ontginnen van een leisteenmijn bij de Trou du Diable werd door de gemeente verleend in 1839 en alweer verlaten in 1841.  In hetzelfde jaar werd ze heropgestart door een ondernemer uit Fumay die ze op zijn beurt overliet aan de Société Bruxelloise d’Oignies (sic), opgericht in 1845, die meer laagtes dan hoogtes kende en in 1862 een halt werd toegeroepen.

In 1869 werd een nieuwe maatschappij opgericht met de naam La Persévérante (de volharding) S.A. of de leisteenmijn van de Trou du Diable, die een jaarproductie bereikte van 6.500.000 leien.  Nadien daalde de productie opnieuw tot 3.274.750 leien in 1871.

De maatschappij werd opgeheven in 1872 en de vereffening werd toegewezen aan J.-J. Gesp die erin slaagde de mijn te ontginnen tot 1890, het jaar waarin de rechtbank besliste hem de concessie voorgoed te ontnemen.  Gedurende meerdere jaren waren er immers klachten tegen Gesp neergelegd voor het niet uitbetalen van zijn werknemers en ook i.v.m. het openen van een aantal drankgelegenheden.

In 1986 werd de concessie toegewezen aan P.P. Gérard, een advocaat uit Couvin die toen al de leisteenmijn L’Hamérienne uitbaatte, met een aantal bijhorende drankgelegenheden.  Aan het einde van de 19^de eeuw waren er niet minder dan 10 cafés tussen Oignies en Fumay!  Deze onderneming werd in 1899 opgeheven, voor de oprichting van de N.V. Nouvelles Ardoisières du Trou du Diable die haar concessie in 1909 verloor door een uitspraak van de rechtbank in Dinant.

In 1922 volgde er nog een poging tot exploitatie, deze keer door een bedrijf met de naam Nouvelles Ardoisières du Trou du Diable die er in slaagde op zes maanden tijd een half miljoen leien te vervaardigen van verschillende modellen, maar zonder gevolg…  De ontginning van de leisteenmijn van de Trou de Diable werd in 1926 definitief stopgezet.  Enkele aanvragen tot overname in 1943 en 1946 konden daar niets meer aan veranderen.

Langs de weg van Oignies naar Fumay kan je nog een privéwoning zien die vroeger de burelen van de leisteenmijn herbergde, alsook de restanten van een leisteenterril.

Bron: Ecomuseum van de Viroin - ULB