[EC] À proximité d'une ancienne carrière de marbre EarthCache

La pierre naturelle que nous entendons par marbre belge a apporté une contribution exceptionnelle à l'embellissement de nombreux bâtiments monumentaux et aussi à des intérieurs plus modestes aux Pays-Bas et bien au-delà. On parle de "marbre" au sens de calcaire dur polissable. Unique en Belgique: une mine de marbre rouge près d'Humain. Entre-temps, elle a été fermé pendant des années, mais le produit était beaucoup exporté, car il était acheté avec empressement pour, entre autres, des rénovations décoratives à Versailles. La Wallonie est la source de cette richesse dont la Belgique peut être fière à juste titre!

Le marbre est une roche métamorphique de calcaire, caractérisée par la présence de fossiles (témoins de formes de vie anciennes) et de veines (témoins de puissantes déformations tectoniques). Depuis que le marbre belge est originaire de la biosphère et a ensuite subi une histoire de développement mouvementée, il montre une riche variété de couleurs et de textures. Néanmoins, la couleur détermine le classement. Le marbre belge le plus accrocheur est le rouge, généralement richement pourvu de veines blanches et de fossiles.

Le marbre belge est originaire d'une période du Dévonien et du Carbonifère. À cette époque, la région que nous appelons maintenant la Belgique était localisée en raison de la tectonique des plaques. En raison des fluctuations du niveau de la mer et des mouvements tectoniques du fond marin, la profondeur de la colonne d'eau a varié. Cela a été un facteur important dans la formation des différentes billes. Le marbre rouge est créé dans les soi-disant biohermes ou collines limoneuses de chaux. Sur le fond marin, peut-être autour d'une petite bosse qui existe déjà, une quantité de boue de chaux s'accumule pour former un monticule (1). En fonction de la profondeur sous le niveau de la mer (et donc aussi de l'incidence de la lumière et de la turbulence, et / ou de la distance à la terre, et donc aussi de l'approvisionnement en boues), une variété d'écosystèmes se forme sur le fond marin. On trouve maintenant des organismes caractéristiques de ces écosystèmes sous forme de fossiles dans le marbre. Dans la mer relativement profonde et sombre, les bactéries et les organismes spongieux tels que la stromatactis se développent, qui nécessitent peu de lumière et d'oxygène. À mesure que les boues de chaux s'accumulent, la mer devient moins profonde (2). Réduisez le nombre de bactéries et la teneur en argile. Des organismes tels que les coraux formant des colonies et les stromatopores, les crinoïdes et les brachiopodes dominent l'écosystème altéré. Pendant des millions d'années, et donc un enfouissement de plus en plus profond sous des sédiments plus jeunes, les sédiments se pétrifient. Les couches pavées ont ensuite subi une formation de montagne à la fin de l'ère carbonifère et ont ainsi été pliées et cassées (3). Les fissures sont remplies de cristaux de calcite, reconnaissables comme des veines blanches. Les forces tectoniques perturbent également le modèle de dépôt d'origine et garantissent que les affleurements de marbre ne reflètent pas la situation d'origine comme pendant la période de dépôt. Les biohermes sont inclinés et le marbre rouge cerise n'est plus nécessairement au fond et peut plus tard être exploité par l'homme.

Différentes formes du composé chimique CaCO3 se produisent naturellement dans le marbre rouge. Le minéral le plus abondant dans le calcaire est la calcite. L'aragonite, un polymorphe de la calcite, est également courante. La calcite peut contenir des quantités variables de magnésium, ce qui signifie qu'elle peut être divisée en calcite riche en magnésium et pauvre en magnésium. D'autres minéraux plus ou moins présents dans le calcaire sont la dolomite (CaMg (CO3) 2) et l'anchorite (Ca2MgFe (CO3). Les bactéries ferreuses parviennent à fixer le fer dissous dans l'eau sous forme d ' hématite et donne au sédiment sa couleur rouge. Le poids spécifique du calcaire varie de 2000 à 2500 kg / m³.

Les roches sédimentaires sont divisées en plusieurs catégories et sont très variées car elles couvrent 75% de la superficie terrestre. Ils sont constitués de matériaux désintégrés, altérés et transportés, de précipitation chimique ou de matériaux d'origine mixte. Pour les calcaires et les calcaires dolomitiques, une distinction est faite sur la base de trois critères: la présence abondante de fossiles reconnaissables macroscopiquement, la reconnaissabilité de la texture ou sur la base de la nature de la pierre (ex. Précipitation chimique). Pour les calcaires fossiles, le fossile dominant est toujours mentionné (ex: riche en crinoïdes, fragments de coquille, etc...).

.

.

.

De natuursteen die we verstaan onder Belgisch marmer heeft een uitzonderlijke bijdrage geleverd aan de verfraaiing van vele monumentale gebouwen en ook aan meer bescheiden interieurs in de Nederlanden en ver daarbuiten. We hebben het hier over ’marmer’ in de betekenis van polijstbare harde kalksteen. Uniek in België : een mijn van rode marmer nabij Humain. Ondertussen al jaren stilgelegd, maar het product werd vroeger heel veel geëxporteerd, want het werd gretig gekocht voor onder andere decoratieve verbouwingen in Versailles. Wallonië ligt aan de bron van deze rijkdom waarop België terecht trots mag zijn !

Marmer is een metamorf gesteente van kalksteen, dat gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van fossielen (getuigen van oude levensvormen) en aders (getuigen van krachtige tektonische vervorming). Aangezien Belgisch marmer in de biosfeer is ontstaan en nadien een woelige wordingsgeschiedenis heeft ondergaan, vertoont het een rijke schakering aan kleuren en texturen. Toch is de kleur bepalend voor de classificatie. Het meest in het oog springend Belgisch marmer is rood, meestal rijkelijk voorzien van witte aders en fossielen.

Belgisch marmer vindt zijn oorsprong in een periode tijdens het Devoon en Carboon. In die periode bevond het gebied wat we nu België noemen, zich ten gevolge van de plaattektoniek. Door zeespiegelschommelingen en tektonische bewegingen van de zeebodem, varieerde de diepte van de waterkolom. Dit is een belangrijke factor geweest bij de vorming van de verschillende marmersoorten. Rood marmer ontstaat in zogenoemde biohermen of kalkslibheuvels. Op de zeebodem accumuleert, wellicht rond een al aanwezige kleine oneffenheid, een hoeveelheid kalkslib tot een heuvel (1). Naargelang de diepte onder de zeespiegel (en dus ook de lichtinval en turbulentie, en/of de afstand tot het land, en tevens daarmee de slibaanvoer), ontstaat een variatie aan ecosystemen op de zeebodem. Karakteristieke organismen voor deze ecosystemen vinden we nu als fossielen in het marmer terug. In de relatief diepe, donkere zee gedijen bacteriën en sponsachtige organismen zoals stromatactis, die weinig licht en zuurstof nodig hebben. Naarmate het kalkslib zich opstapelt, wordt de zee ondieper (2). Het aantal bacteriën en het kleigehalte verminderen. Organismen zoals kolonievormende koralen en stromatoporen, crinoïden en brachiopoden domineren in het gewijzigd ecosysteem. Na verloop van miljoenen jaren, en dus een steeds diepere begraving onder jongere sedimenten, versteent het sediment. De verharde lagen hebben vervolgens op het einde van het Carboontijdperk een gebergtevorming meegemaakt en zijn daarbij geplooid en gebroken (3). Barsten zijn opgevuld met calcietkristallen, herkenbaar als witte aders. De tektonische krachten verstoren ook het oorspronkelijk afzettingspatroon en zorgen ervoor dat de marmerontsluitingen niet de oorspronkelijke situatie, zoals gedurende de afzettingsperiode, weergeven. Biohermen worden gekanteld en het kersenrood marmer ligt niet meer noodzakelijkerwijze onderaan en kan later door de mens ontgonnen worden.

In rode marmer komen van nature verschillende vormen van de chemische verbinding CaCO3 voor. Het meest voorkomende mineraal in kalksteen is calciet. Ook aragoniet, een polymorf van calciet, komt veel voor. Calciet kan een wisselende hoeveelheid magnesium bevatten, waardoor het verdeeld kan worden in magnesiumrijke en magnesiumarme calciet. Andere mineralen die in min of meerdere mate in kalksteen aanwezig kunnen zijn zijn dolomiet (CaMg(CO3)2) en ankeriet (Ca2MgFe(CO3). Ferro-bacteriën slagen erin om in het water opgelost ijzer te fixeren als hematiet en geeft het sediment zijn rode kleur. Het soortelijk gewicht van kalksteen loopt uiteen van 2000 tot 2500 kg/m³.

Sedimentaire gesteenten worden onderverdeeld in een aantal categorieën en zijn zeer gevarieerd aangezien ze 75% van de landoppervlakte bedekken. Ze bestaan uit gedesintegreerde, verweerde en getransporteerde materialen, uit chemische precipitaties of uit materialen van gemengde oorsprong. Bij kalkstenen en dolomitische kalkstenen, wordt een onderscheid gemaakt op basis van drie criteria : de overvloedige aanwezigheid van macroscopisch herkenbare fossielen, de herkenbaarheid van de textuur of op basis van de aard van de steen (bv. chemische precipitatie). Voor fossielhoudende kalkstenen wordt telkens het dominerende fossiel vernoemd (bv. rijk aan crinoïden, schelpenfragmenten, enz...).

.

.

.

.

.

.