Deze heksenwandeling is een prachtige wandeling doorheen beselare. Deze wandeling bedraagt ongeveer 9km. De caches bevinden zich NIET op prive-terrein. Graag respect voor de caches, bewoners en natuur. Graag ook op de juist plaats terug plaatsen en veel plezier!!!
Te doen met fiets/te voet
Hieronder bevindt zich ook uitleg over iedere heks.
1 DOKKE VAN D'HEULEBEKE
Ze woonde aan de mispelaerebeek en was vermaard als kaartlegster en handkijkster. Het liep in het woord dat ze met de duivel omging. Toen ze stervende was, zat er aan het einde van haar bed een zwarte geit. Toen ze niets meer hoorden en durfden binnengaan, vonden ze Dokke morsdood, het hoofd achterste voren gekeerd. De duivel had haar nek omgedraaid...... 's nachts laaide heel het kotje af, met het lijk van Dokke erin niemand durfde het ooit nog aan daar een huis te bouwen.
2 LEEME CADUUL
Een lange, magere heks, altijd en overal met een valse witte kat. Kinderen die met haar kat in aanraking kwamen, mergelden uit en kwijnden weg
3 FYTE KWICK
Ze woonde in een verrotte stulp aan de rand van het 'Vuilewaesbusch'. Met Bâmis 1699, het jaar dat de pestziekte veel slachtoffers maakte, was ze daar toegekomen. Niemand wist vanwaar ze kwam, een miswassen en verschrompeld schepsel, haar gezicht een derde te lang, men hoorde haar 'asem' piepen van op een boogscheut afstand, zo geweldig aamborstig was zij. Fyte Kwick was een waarzegster. Ze kreeg veel vreemd bezoek, vooral bijgelovige mislukkelingen kwamen bij haar te rade. Door die kunst werd zij bij de toveressen gerekend die een akkoord met de duivel hadden aangegaan. In de winter van 1739-'40 is Fyte plots verdwenen, zonder het minste teken van leven achter te laten. Het 'Vuilewaesbusch' is in de Eerste Wereldoorlog verdwenen en niet meer herplant, maar voor de oorlog woonde daar een bejaarde boerenwerkman E.B., die nog de plaats wist aan te wijzen waar Fyte Kwicks stulpje gestaan had. Het stond op een driehoekig stuk grond van een tiental meter, overgroeid met biezen, duivelsklauw en kwikkruid dat men vruchteloos probeert uit te roeien
4 BABBE VAN D'EIJER PANDERS
Babbe was een lelijk, oud, versleten vrouwtje dat ervan verdacht werd kleine kinderen te laten wegkwijnen. Opvallend was dat Babbe bij jonge moeders met een boreling als allereerste op bezoek was geweest. Dat was blijkbaar genoeg om van die vreemde oude vrouw een heks te maken.
5 SEFA BUBBELS
Ze is de heks der heksen in Beselare. In de eerste stoet trok ze alleen op als ferme klosse, breedgeschouderd, streus en sterk als een eikenboom. Geen wonder dat men haar de reuzenheks noemde en dat de andere toveressen spraken over ''onze meesteresse''. Een keurige groep bezemdanseresjes begeleidt haar op dezed hoogdag van de toveressenparochie.
6 CALLE BLETTERS
Haar ware naam was Katrien Belettere, dochter van smid Pieter uit de 'betoverde smesse' in de Wervikstraat. Calle leerde haar kunsten uit een groot toverboek. Ze kon de paarden schuw en koppig maken, zodat die weigerden te werken, tot wanneer ze belezen werden.
7 TREZE BELLE
Ze woonde in 't Hoenstraetje en leurde met galgenjongen en allerei verdachte waren. Ze was bij wet verplicht haar bezoek met een handbel aan te kondingen. Op die manier konden de moeders tijdig hun kinderen in veiligheid brengen, om zeker niet met haar in aanraking te komen.
8 MEELE CROTTE
Zij was portierster op het kasteel. Als de Markies niet thuis was, zond ze de schooiers schimpend weg met de woorden: "'t Es crotte". Op het kasteel had ze een grote kennis van kruiden en planten opgedaan en ze kweekte vooral reuzenpaddenstoelen. Ze verwierf grote vermaardheid als 'karrenlapster', maar ze kwakzalverde zodanig dat er op de duur meer geiten stierven dan dat ze er genas.
9 CLETTE 'T AENDEGAT
Haar echte naam was Coleta Vandendycke. Ze was immers gevonden langs de 'stratendijk' bij het 'Crampebusch'. Later woonde ze bij de 'Gavermeerschen'. Het was een teilematooie (= belachelijk opgetooide vrouw) met een gegoten 'zeemtote'. In haar baalschorte zat er altijd een pulleke met toverdrank, een afkooksel van 'rode smerte' en 'siljadoone' en op haar rug droeg ze een wissen mande om 'overscheuten' (= overschot) en brokkeling van brood in te bergen voor de 'keuns' die ze kweekte. Het was wel een heel speciaal soort konijnen... met drie oren. Vrouwen in verwachting haastten zich een greep zout aan de deur te leggen. Dat hield het kwaad tegen.
10 TANNEKE VAN HULLE
Ze bewoonde haar eigendom 'den Slangenmeersch' aan het gehucht ''t Vergif'. In haar schortenzak had ze een 'dozeke... slangenzalf'. Waar ze kwam, zaten de doeken van 't kind vol teenbijters of vonden ze orenkruipers in de wieg. Zijzelf zou aan haar einde gekomen zijn door de beet van een giftige slang.