De Antwerpse Fortengordels
De Antwerpse forten speelden eeuwenlang een belangrijke rol in de verdediging van “t’stad”. Al in de Middeleeuwen werd de stad verdedigd door een stadsomwalling. Het Steen aan de Schelde is hiervan het enige restant.
Aan het einde van de 13de eeuw werd de vierde stadsuitbreiding gerealiseerd. Die komt grotendeels overeen met de huidige stad binnen de leien. Ze was omringd door een stenen omwalling met 50 torens en 19 water- en landpoorten.
In 1540 werd een nieuwe, Spaanse omwalling opgetrokken. De omwalling van 5 kilometer lang bestond uit: negen bastions, acht stadsmuren, vijf renaissance poorten, een brede gracht en een buitengrachtmuur. Het was de meeste moderne verdediging in Europa, op dat moment. Tussen de 16de en 18de eeuw werd de Antwerpse versterking regelmatig aangepast en uitgebreid.
Na de onafhankelijkheid van België in 1830 had men schrik voor een Europees conflict of een inval. De regering was zich bewust van de kwetsbare positie van het land en besloot om Antwerpen te versterken. In 1859 werd de Spaanse omwalling gesloopt en vervangen door een nieuwe verdedigingsmuur: ‘De Grote Omwalling’, die bevond zich op de plaats van de huidige ring. Er werden daarnaast ook 8 forten gebouwd van Wijnegem tot in Hoboken aan de Schelde, beter bekend als de Brialmont-forten.
Tegen het einde van de negentiende eeuw werden de kanonnen krachtiger. Hierdoor was er nood aan een extra fortengordel, verder uit het centrum. De volgende jaren werden 11 pantserforten en 12 pantserschansen in ongewapend beton gebouwd, die weerstand moesten bieden aan het modernste geschut. In 1913 was de bouw voltooid en begon men met de bewapening. Die was slechts gedeeltelijk voltooid bij de Duitse inval in 1914. De nieuwe forten werden tot het uiterste verdedigd en hielden de Duitsers even op, ondanks zware beschietingen. Dit oponthoud was voor de burgerbevolking en het leger belangrijk om via een vlotbrug de Schelde over te steken. Zo konden ze terugplooien op de IJzervlakte, of vluchten naar Nederland of Groot-Brittannië.
Na de Eerste Wereldoorlog veranderde het verdedigingsconcept grondig door de uitvinding van de bunker, de luchtvaart en nieuwe wapens (bv. chemische wapens, tanks). De militaire rol van de fortengordels was zo goed als uitgespeeld, ook al omdat sommige forten zwaar beschadigd waren. Het leger gebruikte de meeste forten als magazijn voor materiaal, voor opleidingen en oefeningen.
De tientallen forten, schansen, bunkers en kleinere verdedigingswerken bepalen tot op vandaag het uitzicht van de Antwerpse regio. Ze zijn van onschatbare waarde op het vlak van erfgoed en natuur. En ze bieden ongekende mogelijkheden voor recreatie en ruimtelijke ordening.
|